Doneer geld aan universiteiten
Christen moeten hun identiteit gestalte geven. Ook op universiteiten. Zijn moeten netwerken vormen. Vermogende Nederlandse christenen kunnen door schenkingen ook sturen, zei prof. dr. James C. Kennedy woensdagavond in Zwolle in de eerste van vier Bavinck-lezingen. Een samenvatting.
De toenemende belangstelling voor de spirituele dimensie hoeft geen verheugend nieuws te zijn voor religieuze of christelijke instanties. In de loop van de tijd zijn de universiteiten steeds meer op elkaar gaan lijken. Bovendien betekent de interesse in religie nog niet dat studenten en docenten zich herkennen in een bepaalde godsdienst of in de praktijk zullen kiezen voor een instantie met een religieuze identiteit.Christenen zelf lijken er ook steeds minder behoefte aan te hebben om naar een christelijk onderwijsinstelling te gaan, en vinden (overigens niet geheel onterecht) dat ze best christen kunnen zijn in een andere leeromgeving. Bovendien is het duidelijk dat de meeste Nederlanders vinden dat de geïndividualiseerde spiritualiteit de norm zou moeten zijn. Daarom zijn er nog allerlei vraagtekens te plaatsen bij de toekomst van het christelijk hoger onderwijs.
Is er nog toekomst voor christelijk hoger onderwijs? Ik denk dat het in dit verband belangrijk is om te beseffen dat deze ontwikkelingen niet tot Nederland beperkt zijn. Het is ook goed om je te realiseren dat christelijk hoger onderwijs het zo slecht nog niet doet als je het globaal bekijkt. En sommige universiteiten treffen het bijzonder goed met hun achterban.
Wijsbegeerte
Hoe kunnen instellingen voor christelijk hoger onderwijs in deze tijd hun overlevingskansen vergroten?
In de eerste plaats hangt de toekomst van het christelijk hoger onderwijs in Nederland niet af van wat de instituten wel of niet doen. Want als we het bekijken vanuit het institutionele perspectief, zien we slechts beperkte mogelijkheden en weinig ruimte, en lijkt het een aflopende zaak. Het gaat erom dat er nieuwe ruimte gevonden wordt binnen de bestaande grote kaders, dat strategische initiatieven genomen kunnen worden binnen het christelijk onderwijs door een minderheid aan deelnemers - een paar enthousiastelingen die ruimte krijgen om hun eigen initiatieven te ontplooien om de christelijke identiteit van de instelling te versterken.
Dat gebeurt natuurlijk al geregeld in Nederland door bijvoorbeeld de financiering van bijzondere leerstoelen, zoals het Centrum voor Reformatorische Wijsbegeerte doet. Maar deze initiatieven zijn nog onvoldoende gefinancierd en worden bovendien niet altijd strategisch ingezet binnen de instelling.
In de tweede plaats hebben Nederlanders nog steeds het idee dat onderwijs iets is waar zij niet voor hoeven betalen; dat de overheid voor de kosten moet opdraaien. Dat begint nu te veranderen omdat steeds meer geldkranen bij de overheid worden dichtgedraaid en onderwijsinstellingen geacht worden fondsen te werven in het bedrijfsleven.
Donateurs worden steeds belangrijker in de Nederlandse samenleving en het christelijk hoger onderwijs hoort een van de goede doelen te zijn waar zij hun giften aan geven. Vermogende christenen kunnen in samenspraak met onderwijsbestuurders, docenten en anderen misschien initiatieven identificeren die verschil kunnen maken binnen de instelling en de christelijke identiteit verstevigen. Kortom, ik denk dat er een einde moet komen aan de karigheid van de Nederlandse christenen als het gaat om christelijk hoger onderwijs.
In de derde plaats moet de vorming van studenten meer in de belangstelling staan. Waartoe worden de studenten opgeleid? Alleen om een plaatsje te veroveren op de arbeidsmarkt of ook om leidende rol te vervullen binnen de samenleving en misschien ook de kerk? Tot nu toe worden alleen bepaalde cursussen verplicht gesteld, zoals een cursus filosofie of religie. Maar studenten hebben na ontvangst van hun bul niet het idee dat er van hen meer wordt verwacht dan het vinden van een aardige baan met een goed salaris. Daarom pleit ik voor christelijk hoger onderwijs waarin studenten worden opgeleid tot community leaders, tot mensen die leidende posities willen innemen in de samenleving.
Vriendelijk
In de vierde plaats zouden christelijke onderwijsinstellingen zich niet moeten blindstaren op de inhoud van hun cursusaanbod, maar meer aandacht moeten besteden aan omgangsvormen binnen de instelling. De Amerikaanse lutherse historicus Mark Schwehn hamert erop dat een intellectuele zoektocht gemeenschappelijke deugden vereist: ootmoed, vriendschap, liefde voor het vak en voor anderen. Hierdoor wordt de waarde van christelijk onderwijs misschien ook duidelijker voor mensen van deze tijd, ook voor hen die geen christenen zijn.
In de vijfde plaats kan het goed zijn om een netwerk van gelijkgezinden te formeren binnen het christelijke onderwijsinstituut. Niet iedereen is even enthousiast over het christelijke karakter van zijn instelling en daarom kan een netwerk van docenten van belang zijn om de mogelijkheden en de kansen binnen de eigen instelling te identificeren en daarvan gebruik te maken.
In de zesde plaats zouden wij eens moeten heroverwegen of er in christelijke onderwijsinstellingen erediensten gehouden kunnen worden. Het is niet de gereformeerde traditie om erediensten een plaats te geven in scholen, want dat was volgens Abraham Kuyper de taak van de plaatselijke kerk. Maar erediensten kunnen wel een gemeenschappelijk moment bieden, waarbij de aanwezigen -iedereen die daar belangstelling voor heeft- beseffen dat hun werk aan de instelling op een hoger plan staat, dat ze samen staan voor een gemeenschappelijke onderneming en dat zij voor hun werk verantwoordelijkheid hebben af te leggen aan God. Bovendien kunnen zij in een eredienst samen God danken voor alles wat er binnen hun school is gebeurd en de goede gaven die Hij heeft geschonken.
De auteur is hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.