Het is onder meer de bedoeling de periode van voorlopige hechtenis van veertien dagen tot drie maanden te verlengen. De regering wil de wet eind dit jaar door Lager- en Hogerhuis loodsen.Blair zei dat de politie overtuigende argumenten heeft aangedragen voor de verlenging van de hechtenistermijn, zoals de behoefte aan meer tijd voor de ondervraging van verdachten met het oog op buitenlandse connecties. „Dit is een nieuw soort terrorisme”, aldus Blair, die er op hamerde dat het hem er om gaat de bevolking en het land te beschermen.

De regering-Blair heeft sinds de bomaanslagen van 7 juli en de mislukte aanslagen van twee weken daarna snel stappen gezet om de antiterreurwet aan te scherpen en harder te kunnen optreden tegen verdachten van moslimextremisme. Bij de aanslagen van 7 juli kwamen 52 bus- en metropassagiers om het leven.

Tegenstanders zeggen dat de voorstellen van de regering de burgerrechten dreigen te ondermijnen. Als de voorstellen worden goedgekeurd, wordt ook ’indirecte opruiing’ tot terrorisme strafbaar. De bepaling is speciaal gericht tegen radicale moslimgeestelijken van wie wordt vermoed dat zij islamitische jongeren tot geweld aanzetten.

Andere artikelen van de voorgestelde wet gelden uitbreiding van de mogelijkheid om van terrorisme verdachte organisaties te verbieden, sluiting van boekhandels die literatuur verkopen waarin wordt aangezet tot terrorisme en een verbod op het volgen van trainingen in terroristische opleidingskampen.

Ondertussen heeft de Raad van Europa dinsdag geoordeeld dat de Britse plannen voor het uitwijzen van terreurverdachten in strijd zijn met burgerrechten zoals die zijn vastgelegd in de Europese mensenrechtenconventie. Londen had de Europese Unie opgeroepen de regels voor de uitwijzing van verdachten van terrorisme uit te breiden, zodat ook mensen kunnen worden uitgezet die oproepen tot haat of tot terrorisme aanzetten.

Londen liet weten dat het na de aanslagen van juli voortaan ook verdachten zou uitwijzen naar landen in Afrika en het Midden-Oosten die een omstreden status op het gebied van de mensenrechten hebben, maar die de verzekering geven dat zij de mensenrechten respecteren en verdachten niet martelen. De voorzitter van de Raad van Europa, Terry Davis, zei dat diplomatieke garanties van landen met zo’n status niet voldoende zijn en dat iedere uitwijzing naar zo’n land van geval tot geval moeten worden bekeken. Davis noemde de plicht iedere marteling en onmenselijke of vernederende behandeling te voorkomen „absoluut en niet-onderhandelbaar.”