Amsterdam helpt Suriname
De Amsterdamse burgemeester M. J. Cohen heeft zaterdag in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo de eerste steen gelegd voor een kleinschalig woningbouwproject. Het is een van de vele samenwerkingsprojecten die Amsterdam met Suriname wil opzetten om de oud-kolonie een duwtje in de goede richting te geven. „We kiezen daarbij vooral voor een vorm van samenwerking waar ook Amsterdam wat aan heeft”, aldus Cohen.
De bouw van de zeventien huizen is mogelijk gemaakt dankzij een samenwerkingsverband van de Amsterdamse woningbouwvereniging Het Oosten, de Algemene Woningbouwvereniging en de gemeente Amsterdam. Met de Surinaamse overheid is een intentieovereenkomst getekend voor de bouw van in totaal 500 woningen, uitgesmeerd over een periode van vijf jaar.
De steenlegging markeerde in vele opzichten een uniek moment. Het is voor het eerst sinds mensenheugenis dat er op een dergelijke schaal betaalbare huurwoningen worden gebouwd. Terwijl naar schatting 40.000 Surinamers naarstig op zoek zijn naar een dak boven hun hoofd, is de overheid er al tientallen jaren nauwelijks in geslaagd nieuwe huizen neer te zetten. Bovendien hebben de initiatiefnemers gekozen voor een bouwlocatie in de stad zelf.
Het project Sekrepatu Dyari, wat Schildpaddengrond betekent, is tot stand gekomen op initiatief van de Surinaams-Nederlandse architect Lucien Lafour. De constructie waarvoor gekozen is, is bijzonder voor Suriname. De in Suriname opgezette stichting Sekrepatu zal gaan functioneren naar voorbeeld van Nederlandse woningcoöperaties, zonder inmenging van de overheid. Vanuit Nederland wordt de organisatie ondersteund door de door de Amsterdamse woningcooperaties opgezette stichting Brasa.
De woningcoöperaties en de gemeente Amsterdam hebben voor gedeeltelijke financiering van dit project gezorgd, terwijl verschillende bedrijven en particulieren met giften een steentje hebben bijgedragen. De Amsterdamse partners stellen daarnaast de stichting Sekrepatu financieel in staat de komende vijf jaar te functioneren en leveren deskundige ondersteuning.
De bouw van de eerste zeventien woningen wordt gezien als een pilot-project. De woningen kosten gemiddeld zo’n 22.000 euro en worden voor, omgerekend, circa honderd euro per maand verhuurd. Om de verhuur rendabel te maken zou volgens Frank Bijdendijk, directeur van de Algemene Woningbouwvereniging, eigenlijk een kleine 200 euro gevraagd moeten worden. „Dat is echter voor de meeste Surinamers niet haalbaar. Mensen die nu voor deze huizen in aanmerking willen komen moeten minimaal zo’n 350 euro per maand verdienen. Daarmee sluit je helaas de wat minder draagkrachtige Surinamers uit. Maar we moeten wel, zeker bij dit eerste project. Want als het hier financieel al fout loopt, dan kun je in de toekomst helemaal niets meer.”
De plannen om de overeengekomen honderd woningen per jaar te bouwen liggen reeds klaar. Maar Gerard Anderiesen, directeur van de woningbouwvereniging Het Oosten en voorzitter van de stichting Brasa, zegt dat er nog wel wat lastige drempels overwonnen zullen moeten worden.,De grond voor dit project hebben we voor behoorlijk wat geld van particulieren moeten kopen. Dat is in de toekomst niet haalbaar. We zullen dus met de overheid moeten overleggen om te zien of zij geen grond beschikbaar kunnen stellen. Maar dat zal moeilijk zijn, zeker in de stad zelf. Want veel percelen zijn in handen van particulieren. Een andere mogelijkheid is dat uit de Nederlandse Verdragsmiddelen geld wordt vrijgemaakt voor de aankoop van grond.”
„Dit eerste project is nog niet voldoende om de organisatie te laten functioneren”, vult Bijdendijk aan. „Voor de komende projecten zullen we op zoek moeten naar financieringsmogelijkheden, waarbij we vooral in Nederland zullen uitkomen. We denken in ieder geval dat we met dit pilot-project aan de Surinaamse samenleving laten zien dat het wel degelijk mogelijk is om betaalbare woningen te bouwen. Wat dat betreft heeft deze eerste steenlegging ook een enorme symbolische waarde.”
Het bezoek van de delegatie uit de hoofdstad aan Suriname is een direct uitvloeisel van een beslissing van de Amsterdamse gemeenteraad eind vorig jaar om meer aandacht te besteden aan het buitenlandse beleid. Daarbij richt de hoofdstad zich vooral op landen waarvan veel bewoners zich in Amsterdam gevestigd hebben. „Suriname is het eerste land waar we naar toe zijn gereisd”, licht Cohen toe. Tien procent van de Amsterdamse bevolking heeft een Surinaamse achtergrond, dus dat is een logische stap. Turkije, Marokko en in een later stadium de Nederlandse Antillen en Ghana volgen.”
Volgens Cohen wordt er gezocht naar projecten waar zowel Suriname als Amsterdam wat van kunnen leren. „Als voorbeeld noem ik de beoogde samenwerking op het gebied van burgerzaken. Ambtenaren van daar kunnen een kijkje bij ons nemen en andersom. Daar hebben we allemaal baat bij, omdat we vaak een beroep moeten doen op elkaars gegevens. Ook zal worden bekeken in hoeverre het Nationaal Archief kan samenwerken met het Surinaamse landsarchief. Suriname was heel vroeger eigendom van Amsterdam, dus in beide archieven zitten stukken die zowel voor Suriname als Amsterdam van belang zijn.”
Cohen, die tot en met donderdag in Suriname blijft, brengt tot die tijd bezoeken aan alle uithoeken van het land. Zondag werd het binnenland bezocht, terwijl het gezelschap morgen een kijkje gaat nemen in het in het westen gelegen district Nickerie. Donderdag zal de burgemeester zijn handtekening zetten onder een samenwerkingsovereenkomst.