Nederlandse zwerver ontroert Italiaans dorp
TOLE - De inwoners van een dorp in de Apennijnen hebben een Nederlander die leeft in een kastanjebos in hun hart gesloten.
„Kijk, daar vanboven komt hij dan.” Teresa, een huisvrouw van middelbare leeftijd, wijst naar de heuvels. Het is het voorgebergte van de Apennijnen. Uit de richting die ze aanwijst komt dagelijks een jongen, zwijgzaam en schuw, naar het dorp van Teresa. Zonder iets te zeggen loopt hij naar een stuk gras dat aan één kant is afgescheiden van een muur en blijft daar onbeweeglijk staan.Dorpbewoners, ook al zwijgzaam maar nieuwsgierig, bezorgen hem brood en andere levensmiddelen. Dat gaat al een jaar lang zo. In oktober 2004 kwam de jongen, lang en mager, met donker haar en blauwe of groene ogen, voor het eerst naar het dorp van Teresa, Tolè, dat volgens de gemeentegids op precies 702 meter boven de zeespiegel ligt, niet ver van Bologna.
„De jongen heet Samuel Nieuwenhuis, een 28-jarige Nederlander uit waarschijnlijk Eindhoven”, zegt Anastasia, medewerker aan het tv-programma ”Chi l’ha visto?” (Wie heeft hem of haar gezien?), waarin vermiste mensen worden opgespoord. Samuel is dan wel niet vermist, maar het programma zet zich ook in om al dan niet verwarde mensen terug te brengen naar waar ze vandaan komen. Zijn identiteit is bekend, omdat de gemeentepolitie eens naar zijn papieren heeft gevraagd. Het is echter onbekend waarom de Nederlander in de bergen bij Tolè verblijft en of er iets met hem aan de hand is. Men weet niet of hij in de knoop zit, en of hij terug wil naar Nederland. Hij wil in elk geval geen contact met mensen, dus ook niet meewerken aan ”Chi l’ha visto”, waar het programma wijselijk gehoor aan heeft gegeven, ook al zijn er beelden van Samuel vorige week op de Italiaanse tv uitgezonden.
Teresa heeft een bijzondere vertrouwensband met Samuel opgebouwd. Ook een andere vrouw van middelbare leeftijd, Giusy, gaat in haar barmhartigheid een stapje verder. Beide vrouwen nemen de jongen soms in huis, zodat hij kan douchen. Ze geven hem ook schone kleren. En hoewel de jongen uit den vreemde komt en de huisvrouwen niet met hem kunnen communiceren omdat de taal een obstakel is, wordt de wederzijdse band sterk gevoeld. „Ik heb een zoon gehad van zijn leeftijd. Maar hij is gestorven”, verklaart Teresa de situatie.
Het zijn niet alleen Teresa en Giusy die zich om Samuel bekommeren. Bijna alle naar schatting 400 inwoners van het dorp hebben met hem te doen. Een oude man bij de bakker zegt dat hij vaak wat eten geeft als de Nederlander zwijgzaam op het gras bij het muurtje staat, altijd op dezelfde plek, als een dier bij zijn voedingsbak.
De bewoners vermoeden dat Samuel in een hut in de bossen woont. „Waarschijnlijk is die bevestigd aan de takken van kastanjebomen”, zegt een dorpsbewoner bezorgd, „omdat hij op de grond in zijn slaap door roofdieren wordt gebeten.” De man beweert allemaal beten op de onderbenen van de jongen te hebben gezien.
Hoe het verder moet met Samuel weet niemand. De inwoners van Tolè hebben de Italiaanse televisie juist nu ingeschakeld, omdat ze bang zijn dat de Nederlander de winter, die in de Apennijnen venijnig kan zijn, niet goed zal doorkomen.