Veranderingen na Prinsjesdag
Op Prinsjesdag is het Belastingplan 2006 gepresenteerd. Het bevatte weinig verrassingen. Enkele maatregelen die in het oog springen: een verruiming van de vrijwilligersregeling, extra mogelijkheden om buitengewone uitgaven af te trekken en wijzigingen omtrent de kinderkorting.
Wie vrijwilligerswerk verricht voor een niet-commerciële instelling zoals een sportvereniging of stichting, kan hiervoor een onbelaste vergoeding krijgen. Momenteel zijn deze vergoedingen onbelast voor de loon- en inkomstenbelasting als de vergoeding niet meer dan 735 euro per jaar bedraagt en niet meer dan 21 euro per week. Deze regeling wordt verruimd. Vanwege het maatschappelijke belang van vrijwilligerswerk in bijvoorbeeld de zorg en de hulpverlening stelt het kabinet voor het plafond voor de onbelaste vergoedingen te verhogen naar 1500 euro per jaar.Tegelijkertijd wordt voorgesteld het maximum van 21 euro per week te vervangen door een limiet van 150 euro per maand. Hierdoor wordt de regeling flexibeler. De regeling geldt niet alleen voor de loonheffing, maar ook voor de premies die de werkgever moet betalen op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de WAO.
tussenkop (u16(Buitengewone uitgaven
Wie veel ziektekosten heeft gemaakt, kan deze aftrekken van zijn belastbaar inkomen als buitengewone uitgaven. Datzelfde geldt voor zogenoemde uitgaven wegens overlijden, arbeidsongeschiktheid, adoptie, chronische ziekte van een kind en ouderdom. In het huidige stelsel kunnen lage inkomens een deel van de buitengewone uitgaven verhogen met 65 procent. Dit wil zeggen dat voor een aantal specifieke uitgaven een extra aftrek ter grootte van 65 procent van deze uitgaven kan worden verkregen.
Het gaat hierbij om uitgaven waarvan wordt aangenomen dat deze samenhangen met een chronische ziekte of handicap. Stel bijvoorbeeld dat de medicijnkosten die u zelf moet betalen 1500 euro bedragen, dan kunt u in principe niet 1500, maar 2475 euro aftrekken. Zo ontstaan ruimere aftrekmogelijkheden voor de lagere inkomens die met deze uitgaven worden geconfronteerd.
Het percentage van 65 wordt in het voorstel van het kabinet verhoogd tot 90 procent, zodat de aftrekmogelijkheden nog verder worden verruimd. Dit geldt echter alleen voor personen met een jaarinkomen onder de 30.357 euro.
Daarnaast vervalt de maximale drempel binnen de buitengewone uitgavenregeling van 6020 euro. Dit betekent dat volgens het kabinetsvoorstel voor alle inkomens een maximumdrempel van 11,2 procent van het inkomen gaat gelden. Iemand die een belastbaar inkomen heeft van 80.000 euro zal daarom pas buitengewone uitgaven in aftrek kunnen brengen als deze meer dan 8960 euro bedragen, terwijl dit momenteel kan als de uitgaven boven de 6020 uitkomen. Voor alle belastingplichtigen geldt vanaf 2006 dezelfde maximale procentuele drempel. De minimumdrempel van 773 euro blijft gehandhaafd.
tussenkop (u16(Kinderkorting
Het kabinet heeft de regeling inzake de kinderkorting gewijzigd. Tot op heden bestond er een woud van kinderkortingen voor gezinnen met inkomens lager dan 60.447 euro per jaar: de algemene kinderkorting, de aanvullende kinderkorting en de extra aanvullende kinderkorting voor gezinnen met meer dan twee kinderen. Deze kortingen komen te vervallen. In plaats daarvan komt er één nieuwe regeling. De gestroomlijnde kinderkorting heeft een glijdende schaal. Die leidt ertoe dat een kleine stijging van het inkomen niet direct tot een aanzienlijke vermindering van de kinderkorting betekent.
In de nieuwe systematiek is de hoogte van de kinderkorting alleen afhankelijk van het gezamenlijke inkomen van het huishouden. Het aantal kinderen heeft geen invloed op de hoogte van de kinderkorting. Gezinnen die een inkomen hebben dat lager is dan 28.521 euro per jaar, krijgen per gezin de maximale kinderkorting van 802 euro. Voor elke euro dat het inkomen boven 28.521 euro per jaar komt, wordt de kinderkorting verminderd met 5,75 eurocent. Dit betekent dat een gezin dat meer dan 42.469 euro per jaar verdient, geen kinderkorting krijgt.
De wijziging pakt relatief slecht uit voor grote gezinnen met een laag inkomen. Volgens het voorstel verliezen gezinnen met drie of meer kinderen en een laag inkomen -onder de 28.491 euro per jaar- 65 euro kinderkorting ten opzichte van 2005. Dit geldt echter niet voor gezinnen met eenzelfde inkomen met één of twee kinderen. Zij houden de kinderkorting van 802 euro.
Alle gezinnen met kinderen en een inkomen tussen de 28.491 euro en de 40.521 euro per jaar zullen in 2006 een hogere kinderkorting ontvangen dan in 2005. Alle gezinnen met kinderen en een inkomen boven de 40.521 euro ontvangen vanaf 2006 geen of minder kinderkorting.