„Bezuiniging defensie bedreigt JSF niet”
DEN HAAG (ANP) - De ontwikkeling van de F-35 Joint Strike Fighter (JSF) ligt ondanks tegenslag en dreigende bezuinigingen op koers. Over een jaar moet het eerste prototype van dit gevechtsvliegtuig het luchtruim kiezen.
Of Nederland 65 of 85 exemplaren van deze opvolger van de F-16 koopt, maakt voor fabrikant Lockheed Martin niet uit. „Uiteindelijk zullen er duizenden en duizenden worden geproduceerd”, zei bestuursvoorzitter Robert Stevens dinsdag.De onlangs aangetreden topman van het Amerikaanse defensieconcern bezoekt Europa om kennis te maken met de deelnemers aan de ontwikkeling van de JSF. Momenteel spreekt een team van onderhandelaars van de ministeries van Defensie en van Economische Zaken met de Amerikaanse regering over het aantal toestellen dat ons land denkt af te nemen en in welke periode. Het parlement en de regering nemen daarna naar verwachting eind 2006 een definitief aankoopbesluit. Er is tot 2025 ruim 5 miljard euro begroot voor de aanschaf.
Zowel in de Verenigde Staten als in Europa gaan echter onder druk van bezuinigingen stemmen op om minder JSF-toestellen te bestellen. „Die discussies over aantallen en periodes zijn gezond, elk land heeft daarvoor een eigen verantwoordelijkheid.” Maar Stevens kijkt over de politieke horizon heen. „We zullen het, zonder overdrijving, de komende vijftig jaar nog steeds hebben over het JSF-programma.”
Stevens vergelijkt de JSF met de ontwikkeling van de F-16, waarvoor Lockheed Martin ook verantwoordelijk was. „Aanvankelijk rekende men op 1000 orders. Dat werden in de afgelopen 36 jaar 4400 vliegtuigen. Dat was toen niet voorzien.”
Wat betreft de bestuursvoorzitter is daarmee alle onzekerheid over voldoende tegenorders voor de Nederlandse industrie van tafel. Nederland heeft als deelnemer aan de JSF-ontwikkeling nu 400 miljoen dollar aan orders ontvangen, waarvan een groot deel voor Stork.
Volgens berekeningen van het Nifarp, het platform van de Nederlandse luchtvaartindustrie, zijn die orders goed voor een toekomstige omzet van tussen de 2,3 en 7,2 miljard dollar. „De toekomstige omzet is niet gebaseerd op hoop en beloften, maar op bewezen prestaties in het verleden”, aldus de topman.
Het Amerikaanse defensieconcern is niet bang dat de kostprijs van 45 miljoen dollar (37,5 miljoen euro) stijgt als het aantal bestelde toestellen lager uitvalt. „Dus de productie hangt niet samen met de kostprijs. De basiswaarden waarop de prijs wordt berekend, zijn niet veranderd”, aldus Stevens. Hij stelt dat de JSF niet vergelijkbaar is met Europese alternatieven als de Rafale en Eurofighter.
De Amerikanen ontwikkelen het toestel met acht andere landen, waaronder Nederland. Dat zijn meer landen dan destijds betrokken waren bij de ontwikkeling van de F-16. „Het toestel vervangt internationaal acht vliegtuigen. Daarmee heeft het een bredere basis dan de F-16”, benadrukt Stevens. Lockheed Martin mikt voor de verdere verkoop van de JSF op de 26 landen die nu nog met de F-16 vliegen. De meeste NAVO-landen hebben F-16’s in hun hangars staan. Buiten Europa is het toestel terug te vinden in onder meer het Midden-Oosten, Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika. Een speciale versie van de JSF zal bovendien de Britse Harrier vervangen.
Stevens denkt dat het JSF-project een maatstaf wordt voor de transatlantische samenwerking tussen Europese en Amerikaanse defensiebedrijven. Toch wordt de nauwere samenwerking tussen Europa en de VS op defensiegebied niet onverdeeld positief ontvangen. Sommige politici vrezen dat strategische informatie op straat komt te liggen.
„Het is begrijpelijk dat landen gevoelige informatie willen beschermen. Maar er zijn goede methoden om deze gegevens te beschermen zonder dat de samenwerking met buitenlandse partners in het geding komt. We zijn beter in staat om onze doelen te halen als we met andere landen samenwerken. De internationale wapenhandel is goed voor zowel de Amerikaanse als de Europese defensie-industrie.”