Moederschap
In Mens en Maatschappij (80e jaargang nr. 3) presenteren drie auteurs, onder wie de emeritus VU-hoogleraar Jenny Gierveld, een studie over de relatie tussen opleiding, moederschapsoriëntatie en de timing van het eerste kind.
Nederlandse vrouwen zijn tegenwoordig laat met het krijgen van kinderen. Dat geldt vooral voor hoger opgeleide vrouwen.Vanuit economisch gezichtspunt is de verklaring dat het deze vrouwen relatief veel kost wanneer ze na de geboorte van hun eerste kind minder gaan werken. Een andere verklaring is dat zij meer tijd gestoken hebben in hun studie en daarom pas later aan het moederschap toekomen. Gemiddeld zit er ruim acht jaar tussen het beëindigen van de schoolloopbaan en het moederschap.
In het onderzoek wordt nagegaan in hoeverre ook een verschillende oriëntatie op moederschap en arbeidsmarktparticipatie van betekenis is. Dat blijkt het geval te zijn. Vrouwen met een niet-traditionele visie op het moederschap die veel waarde hechten aan hun werk krijgen gemiddeld anderhalf jaar later hun eerste kind dan vrouwen die minder waarde hechten aan werk en een traditionele visie op de moederrol hebben.
Wel blijkt het opleidingsniveau van doorslaggevende invloed te zijn op visie die men heeft op werk en moederschap. Dat geldt vooral voor een universitaire opleiding.
Interessant zou zijn geweest om na te gaan in hoeverre de godsdienstige overtuiging een factor van betekenis is. Nu wordt alleen aandacht geschonken aan de godsdienstige kleur van het herkomstgezin en dat blijkt niet relevant te zijn.
De omvang van de steekproef liet wellicht niet toe dit gezichtpunt te onderzoeken. Waarschijnlijk is alleen bij strengreligieuze vrouwen een ander geboortepatroon te constateren, terwijl het overgrote deel van de rooms-katholieken en de protestanten naadloos aansluit bij het gangbare patroon.
Van de emeritus hoogleraar Zygmunt Bauman (Leeds en Warschau) is in het jongste nummer van Sociologie (1e jaargang nr. 3) een essay opgenomen over ”De open maatschappij en haar demonen”. Was bij Karl Popper het begrip open maatschappij positief geladen, als de uitdrukking van de zelfbeschikking van een vrije maatschappij, thans slaat het veeleer op de angstige ervaring van een kwetsbare bevolking die overweldigd wordt door krachten die zij niet onder controle heeft.
Er is sprake van een negatieve globalisering. De vrije markt ziet Bauman als een recept voor onrecht en een nieuwe mondiale chaos. De angst daarvoor leidt tot allerlei defensieve maatregelen, die deze angst vervolgens weer urgent en voelbaar maken.
Mensen worden overgeleverd aan de grillen van de markt. De bescherming die de staat in de vorige eeuw bood tegen deze existentiële schokken, wordt steeds meer uitgehold. Daaraan kan hij zijn legitimiteit niet meer ontlenen. De verzorgingsstaat wordt tot een veiligheidsstaat, die zijn kracht zoekt in de bescherming tegen criminelen, terroristen en maatschappelijk verstotenen.
Ideologieën hebben hun geloofwaardigheid verloren. Vandaar dat de vrees voor een denkbeeldige vijand het enige is waarmee politici hun macht kunnen doen gelden.
Dit leidt tot een vergaande inperking van de persoonlijke vrijheden. „Angst is de meest sinistere demon die zich nestelt in de open maatschappij van onze tijd”, zo is Baumans conclusie.
Alles bij elkaar een eenzijdige analyse. Angst is inderdaad een gevaarlijke kracht. In een aantal gevallen geldt dat zij die (niet zonder reden) angstgevoelens hebben opgeroepen, daarmee een zichzelf versterkend proces in gang zetten, dat zij uiteindelijk niet meer kunnen beheersen.
Maar het negeren van reële angstgevoelens is ook niet de oplossing. Zo hebben verantwoordelijke politici in Nederland in het laatste kwart van de vorige eeuw jarenlang hun ogen gesloten voor de sterk stijgende criminaliteit. Die criminaliteit werd overigens niet veroorzaakt door de afbraak van de verzorgingsstaat, wel door de erosie van het normbesef.
Europarlementariër Dorette Corbey (PvdA) stelt in Socialisme en democratie (62e jaargang nr. 9) de Europese crisis aan de orde. Volgens haar wordt in Europa te veel geredeneerd vanuit de gedachte: ”one size fits all”. Het subsidiariteitsbeginsel, dat inhoudt dat de politieke besluitvorming alleen op Europees niveau mag plaatsvinden als dat echt nodig is, blijkt in de praktijk boterzacht te zijn.
Met die Brusselse regelzucht moet gebroken worden, zeker bij onderwerpen zoals biotechnologie, waarover in de verschillende lidstaten zeer uiteenlopend gedacht wordt. Het is dan beter ieder zijn eigen beleid te gunnen.
Het mag ook niet zo zijn dat een verwijzing naar de interne markt voldoende is om Europese regels op te stellen. Als Groot-Brittannië de voorkeur geeft aan een ruimere begrenzing van de werktijden, waarom zou dat dan een probleem moeten zijn?
Corbey pleit derhalve voor meer maatwerk binnen een Europese kaderwetgeving, zodat de verschillende landen hun eigenheid kunnen behouden. Dat is een opmerkelijk geluid. Kennelijk gaat men zich ook binnen de PvdA Europa-kritischer opstellen. Het feit dat een meerderheid van de socialistische kiezers, tegen het advies van de partijtop in, meehielp om de Europese grondwet weg te stemmen, is hierop zeker van invloed geweest.
opinie voetnoot (u490(Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur van het RD