Eerste moskee krijgt na halve eeuw minaret
DEN HAAG - Ze waren de eerste in Nederland met een moskee, maar worden door andere moslims verketterd. De Ahmadiyyah-beweging opende vijftig jaar geleden in Den Haag het eerste islamitische gebedshuis.
De Mubarak-moskee aan de Haagse Oostduinlaan staat ingeklemd tussen grote bomen. Het gebouw heeft meer weg van een clubhuis of een tandartsenpraktijk dan van een moskee. Slechts het opschrift aan de voorgevel verraadt, gezien de sierlijke letters, een vreemde herkomst. Wel staat een kleine toren in de steigers. Na een halve eeuw wordt er een minaret gebouwd.In 1955 zwaaiden de deuren van de Mubarak-moskee voor het eerst open. „Het gebouw mocht toen niet op een moskee lijken”, aldus landelijk vice-voorzitter Albdul Hamid van der Velden van de Ahmadiyyah-beweging. „Het gebouw moest een villa-achtige uitstraling krijgen. Naar ik heb begrepen is er toen een ontwerp afgewezen omdat de moskee daarmee te veel herkenbaar zou zijn.”
De Mubarak-moskee aan de Haagse Oostduinlaan is niet lang de enige moskee van Nederland gebleven. In de stroom gastarbeiders die vijftig jaar geleden op gang kwam, kwamen ook de islamitische bouwwerken mee. Vandaag de dag zijn er ongeveer 450 moskeeën in Nederland, die een doelgroep hebben van in totaal bijna 950.000 moslims. Overigens moet daar meteen bij gezegd worden dat lang niet iedere moslim in Nederland een trouwe moskeeganger is: de secularisatie verslaat onder moslims net zo goed haar duizenden.
Toch heeft de komst van de Mubarak-moskee niets met de gastarbeiders te maken, zegt Van der Velden. „Het zijn missionaire overwegingen geweest om ons in Den Haag te vestigen. Het is onze taak kennis te geven van de islam, maar dan wel in zijn pure, oorspronkelijke vorm. We zijn in tientallen landen vertegenwoordigd met missieposten.”
De Ahmadiyyah-beweging is binnen moslimkringen bepaald niet onomstreden. Het tekent de verdeeldheid in de islamitische wereld. Veel moslims plaatsen de stroming zelfs buiten het geheel van de islam. „Als het over Ahmadiyyah gaat, doen wij niet mee”, reageert een zegsman van een andere Haagse moskee als hij hoort over de artikelenserie in het Reformatorisch Dagblad. „Met Ahmadiyyah spreken wij niet.”
Ook in de als radicaal bekendstaande as-Soennah-moskee aan de Haagse Fruitweg is men helder over de Ahmadiyyah-broeders. „Zij dragen het kleed van de islam, maar in feite zijn zij uit op het vernietigen van de fundamenten van de islam”, zegt sjeik Fawaz Jneid, de geestelijk leidsman van as-Soennah. Volgens hem behelzen de activiteiten van de ahmadi’s „niets anders dan een openlijke poging de waarheid over de islam te vertekenen, om zodoende de moslims in Nederland te misleiden en enkele mensen die haatdragend zijn tegenover de islam te behagen.”
De ahmadi’s vallen voor veel moslims buiten de boot omdat ze geloven dat zich ook in deze tijd nog gezonden boodschappers van Allah openbaren, die zelfs als messias worden aangeduid. De aanhangers geloven in de nieuwe messias Mirza Ghoelam Ahmad, die in de tweede helft van de negentiende eeuw in India leefde. Overigens past hier een belangrijke kanttekening: binnen de Ahamadiyyah-beweging zijn ook weer twee groepen die nauwelijks contact met elkaar hebben en beide met koranvertalingen zijn gekomen. In Nederland erkennen slechts Van der Velden en zijn ruim 1000 medestanders Ahmad als van God gezonden profeet. Voor de meer gematigde groepering binnen Ahmadiyya -de zogeheten Lahore-tak, die in Nederland meer dan 20.000 aanhangers heeft- is Ahmad geen nieuwe profeet, maar slechts een vernieuwer. Voor de meeste ándere moslims is hij zelfs dat niet; Ahmad en zijn volgelingen zijn slechts grote afvalligen.
Alhoewel de ahmadi’s slechts een splintergroep vormen, genieten ze aardig wat bekendheid. Dat komt onder meer door de vele propaganda. De groepering is duidelijk aanwezig in het debat. Op die manier maakten de ahmadi’s duizenden bekeerlingen, ook in het Westen.
Bij die missiedrang horen moskeeën. Was het vijftig jaar geleden „vrijwel onmogelijk” de eerste moskee een islamitische buitenkant te geven, „nu is het niet veel anders”, zegt Abdul Hamid van der Velden. „Vijftig jaar geleden was het probleem de onbekendheid van moslims, nu is er te veel bekendheid. In Rotterdam wordt geroepen dat de minaretten te hoog zijn, en ook de minaret die wij nu bouwen stuit op de nodige weerstand. Toch kun je nu in Nederland best een moskee bouwen als je je ervoor inzet. De minaret die we nu bouwen, was een halve eeuw geleden absoluut onmogelijk geweest.”