Rechts wint verkiezingen Polen
WARSCHAU - Centrumrechtse partijen hebben de linkse regering van de Poolse premier Marek Belka in de zondag gehouden parlementsverkiezingen in Polen een zware nederlaag toegebracht, zo blijkt uit peilingen onder kiezers die net gestemd hadden.
De conservatieve partij Recht en Gerechtigheid heeft volgens de prognoses van de Poolse televisie 28,3 procent van de stemmen gekregen en het liberale Burgerplatform 26,5 procent. Beide partijen hebben van tevoren gezegd dat ze samen willen regeren; samen komen ze op 305 van de 460 zetels in het parlement, op twee zetels na een tweederde meerderheid.De regerende alliantie van Democratisch Links bleef ver achter met 11 procent. De anti-EU-partij Zelfverdediging kreeg 10,2 procent en de rooms-katholieke Liga van Poolse Families 8,2 procent. De opkomst was 40,3 procent, het laagste cijfer sinds het einde van het communisme in Polen.
Als grootste partij mag Recht en Gerechtigheid de premier leveren. Partijleider Jaroslav Kaczynski toonde zich op de verkiezingsavond zondag terughoudend. Door nu al te gretig het premierschap op te eisen zou hij de kansen van zijn broer om het nieuwe staatshoofd te worden, wel eens kunnen schaden. Lech, de huidige burgemeester van Warschau, ligt in de peilingen licht achter op Donald Tusk van het Burgerplatform.
Tot die verkiezingen zal de partij van Kaczynski zich concentreren op coalitiebesprekingen met het Burgerplatform en bepalen welke portefeuille Jan Rokita krijgt, de tweede man van die partij die kandidaat-premier was.
De 56-jarige tweelingbroers Lech en Jaroslav Kaczynski, uiterlijk vrijwel identiek, hebben een „morele revolutie” beloofd. Daarmee spreken zij veel Polen aan, die de corruptieschandalen in de politiek van de afgelopen jaren meer dan beu zijn. Met beloftes om de sociale welvaartsstaat te beschermen en door traditionele familiewaarden te propageren trekken zij enerzijds teleurgestelde linkse kiezers en anderzijds conservatieve katholieken aan de rechterkant.
Hun bijnaam luidt Kaczory, ”de eenden”, naar hun wat kleine en gedrongen uiterlijk en hun typische hoofden. In hun jeugd kregen zij nationale bekendheid door hun rol van kwajongens in de Poolse film ”De twee die de maan stalen”, uit 1962. Beiden studeerden rechten aan de universiteit van Warschau. Begin jaren tachtig sloten zij zich aan bij de anticommunistische oppositie die werd geleid vakbondsleider Lech Walesa van Solidariteit.
Na de val van het communisme in 1989 werden de Kaczynski-broers in het eerste democratische parlement gekozen en verkeerden zij voortdurend in de kring rond Walesa, die in 1990 president werd. Later raakten ze in conflict met de oud-vakbondsleider, net zoals ze met veel andere politieke vrienden gebrouilleerd raakten.
De gebroeders Kaczynski willen een nieuwe, vierde Poolse republiek in het leven roepen, die hun ”morele revolutie” doorvoert op basis van een nieuwe grondwet. Deze geeft de president meer macht, ten koste van het parlement. De Kaczynski’s zijn bovendien voor het instellen van een permanente commissie die vergaande onderzoeksbevoegdheden moet krijgen om allerlei misstanden in de samenleving aan te pakken.
Politieke tegenstanders van de Kaczynski’s verwijten de broers dat ze angsten oproepen bij de bevolking en die vervolgens bespelen. De broers ageren onder meer fel tegen Duitse schadeclaims, homofilie, de oud-communisten en de invloed van buitenlands kapitaal.