Trouwe zorg
Christus voedt en laaft Zijn schapen met het zeldzaamste, ja krachtigste, het lekkerste en zielversterkendste eten en drinken dat er ooit bestaan heeft. Dat is Zijn eigen vlees en bloed. „Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn bloed is waarlijk drank.”
Dit nu, dat Hij Zijn beloften als Herder geeft en wij de schapen Zijner weide zijn, is de eerste grond van troost. Een tweede grond is dat Christus een herder is Die in alle opzichten voor Zijn schapen zorgt. De huurling vliedt, overmits hij een huurling is en heeft geen zorg voor de schapen. Het ambt van herder vereist zorg. De schapen zorgen helemaal niet voor zichzelf, de herder zorgt alleen en in alles voor hen.Omdat Christus de eigenaar van de schapen is, is Hij gehouden voor hen te zorgen. Andere herders zijn vaak huurlingen. Als zij getrouwe dienstknechten zijn, blijven zij toch niet meer dan knechten. Christus zorgt echter als eigenaar voor de schapen, want ze zijn Zijn eigendom. Hij zoekt hen op bij hun eerste bekering, wanneer zij afgedwaald zijn, in welke wegen dan ook. Daarom zegt Hij: Ik zal naar Mijn schapen vragen en zal ze opzoeken gelijk een herder zijn schapen opzoekt. Christus verlaat de 99 om dat ene afgedwaalde schaap in de woestijn en op de bergen te zoeken.
Thomas Goodwin, (”Al de theologische werken”, 1664)