Uitbreiding EU bedreigd door populisme
Er is wat gaande in Europa. Rechtse partijen zijn in opkomst. Links is uit de gunst. Drs. B. Belder
vreest dat deze verschuiving ook nadelige gevolgen heeft voor de toetreding van Midden- en Oost-Europese staten tot de Europese Unie. Europa is in beroering. Met name in de lidstaten van de Europese Unie gist het. Ontevredenheid, onveiligheid, dreigende recessie: ze drijven de bevolkingen van het Europese avondland en masse in de armen van politici die maatschappelijke problemen onverbloemd aan de kaak stellen. Dat deze politici door pers en bewindslieden als populisten worden bestempeld, maakt geen indruk. Dat de regerende elite hun oplossingen als eenzijdig brandmerkt evenmin. Zittende politici zijn overrompeld en zoeken driftig naar een adequaat antwoord op de maatschappelijke onrust.
Ondertussen dicteren oude afspraken de Europese agenda’s van ministers en parlementariërs. Het uitbreidingsproces van de Europese Unie komt de komende weken weer in diverse gremia ter tafel. Zowel het Europees Parlement als de Europese Raad bespreekt opnieuw de voortgang van twaalf kandidaat-lidstaten op hun weg naar het lidmaatschap van de EU. Het ziet ernaar uit dat de EU en een aantal kandidaten de onderhandelingen over toetreding dit jaar kunnen afsluiten. De eerste nieuwe lidstaten zouden dan in 2004 volwaardig lid van de Europese Unie kunnen worden.
Dit belangrijke en waardevolle uitbreidingsproces dreigt nu het slachtoffer te worden van het bespelen van onderbuikgevoelens in zowel de landen van de toetredingskandidaten als de huidige lidstaten.
In de EU en in de aspirant-leden van de Unie spelen invloedrijke politici de populistische kaart om de uitbreiding af te remmen of zelfs tegen te houden.
Bezwaren
De laatste tijd hebben diverse politici uiteenlopende bezwaren tegen uitbreiding naar voren gebracht. Zo heeft men het over onveiligheid als gevolg van poreuze grenzen en over waardedaling van de euro. Dat zijn geen steekhoudende argumenten. Onveiligheid bestaat immers nu ook door de poreuze grenzen van bijvoorbeeld Spanje. Zonder toetreding neemt bovendien het risico van onveiligheid in Europa aanzienlijk toe. En lid worden van de eurozone kunnen nieuwe lidstaten alleen als ze aan strenge economische criteria voldoen.
Ook eisen dat er nog een hervorming van het landbouwbeleid voor de eerste ronde van toetreding moet komen, is niet eerlijk. Ten eerste liggen er goede voorstellen van de Europese Commissie. Deze voorstellen voorkomen dat er grote structurele problemen met de landbouw in de nieuwe lidstaten ontstaan door een beperkte subsidiestroom met goede overgangsregelingen.
Ten tweede hebben de Europese regeringsleiders in 1999 afgesproken het landbouwbeleid in principe ongemoeid te laten tot 2006. VVD-minister Zalm ging daar in Berlijn zelf mee akkoord. Het is nogal goedkoop dat juist deze minister daar nu in het zicht van toetreding op terug wil komen.
Zorgen
Een nieuw gehoord bezwaar is dat de kandidaat-landen nog niet voldoen aan de eisen op het gebied van rechtsstaat en bescherming van de mensenrechten. En het valt niet te ontkennen dat hierover zorgen leven.
Zo onderstreept onze fractie de noodzakelijkheid van opbouw van een goede, onafhankelijke rechterlijke macht. Corruptie en mensenrechtenschendingen moeten immers effectief aangepakt kunnen worden.
Tegelijkertijd is de vraag wat precies achter het uiten van dit soort bezwaren steekt. Het gevaar bestaat dat de eisen op het gebied van rechtsstaat, mensenrechten en dergelijke worden misbruikt door politici die in feite hun libertijnse opvattingen over de invulling van die criteria aan de aspirant-lidstaten willen opdringen. Zij zien gemakshalve over het hoofd dat in de EU zelf ook verschillende opvattingen leven over de inhoud van rechtsstaat en mensenrechten. Ook de gebreken in de naleving van rechtsstatelijke eisen en mensenrechten binnen de huidige lidstaten manen deze politici niet tot bescheidenheid.
Ten slotte negeren zij de enorme stappen voorwaarts die de kandidaat-lidstaten hebben gezet om aan de EU-eisen op dit gebied te voldoen. Deze vooruitgang zal naar verwachting doorgaan als de kandidaten tot de EU toetreden.
Populisme
De democratieën van de kandidaat-lidstaten zijn ruim tien jaar na de ”Wende” aanzienlijk stabieler dan zich in eerste instantie liet aanzien. Extreme politieke krachten hebben de landen nauwelijks echt in hun greep kunnen krijgen. Dat wil echter niet zeggen dat daarmee het gevaar van extreem nationalistische of populistische bewegingen is bezworen. Eén forse stoot kan genoeg zijn om het onderhuids levende nationale eergevoel bovenmatig aan te wakkeren. De diverse recente schermutselingen over de Benès-decreten en de Hongaarse statuswet vormen daarvan een illustratie.
Nu de laatste, zware afrondingsonderhandelingen nog moeten volgen, dreigt het gevaar dat Midden- en Oost-Europese politici hun eisen richting Europa zo hard formuleren dat de meerderheid van de bevolking helemaal niets meer ziet in uitbreiding.
Zo heeft de Poolse minister Kalinowski zwaarbeladen termen (”tweederangsleden” en ”onaanvaardbaar”) gebruikt om af te dwingen dat Poolse boeren ook ongelimiteerd recht krijgen op landbouwsubsidies. Als hij toch instemt met een compromisregeling en overgangstermijnen, valt dat echter bijna niet meer uit te leggen.
Ook andere politici uit kandidaat-lidstaten aarzelen niet in te spelen op nationalistische gevoelens bij de onderhandelingen. Dit heeft een negatieve invloed op de publieke steun voor toetreding tot de EU.
De steun van de bevolking in de kandidaat-lidstaten is immers van groot belang. In een groot aantal landen namelijk volgt een referendum voorafgaand aan de toetreding tot de EU. Als de meerderheid van de bevolking uitlatingen als bovenstaande te serieus neemt, zal zij tegenstemmen.
Nu zullen wij altijd nationale keuzes over het lidmaatschap van de EU respecteren. Maar tegelijkertijd constateren wij wel dat het ontzettend jammer zou zijn als een meerderheid van de kandidaat-lidstaten afhaakt enkel vanwege nationalistische of populistische retoriek.
Inhalen
Uitbreiding is namelijk geen leuk idee dat naar believen in de bureaulade kan worden teruggelegd. Vanuit de EU gezien is de uitbreiding een moreel imperatief. Alleen zo krijgen de kandidaat-lidstaten de mogelijkheid iets van hun achterstanden in te halen. Een moreel imperatief ook, omdat de EU verwachtingen heeft gewekt. Als de kandidaat-lidstaten nu aan de voorafgestelde eisen voldoen (dat blijft wel belangrijk), is onnodig uitstel van toetreding heel schadelijk.
Een moreel imperatief ten slotte, omdat de kandidaat-lidstaten al grote inspanningen hebben gedaan om aan de EU-eisen te voldoen. Deze inspanningen mag de EU niet negeren.
De uitbreiding is daarnaast een strategische keuze voor vrede en stabiliteit op de langere termijn. Alleen door uitbreiding kan de EU voorkomen dat zij straks grenst aan een grote gordel vol economische stagnatie, etnische twisten en politieke instabiliteit. Dat die gordel dan ook de veiligheid in de Europese Unie bedreigt, hoeft geen betoog.
Om het proces van toetreding goed te laten verlopen, is moed nodig. Moed van zowel politici als burgers om de problemen onder ogen te zien, maar niet toe te geven aan onberedeneerde en eenzijdige angsten. Moed om oog te hebben voor de belangen van toekomstige stabiliteit en vrede. Moed om verantwoorde besluiten te nemen die het hele continent dienen. Populistische en goedkope sentimenten mogen ons deze moed niet benemen.
De auteur is lid van het Europees Parlement voor de fractie ChristenUnie/SGP.