Joodse integratie in Marokko
AMSTERDAM - Joden en moslims uit Marokko lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen te hebben. Op tentoonstelling ”Lihoed Maroc” (Joden van Marokko), vanaf donderdag te zien in het Bijbels Museum in Amsterdam, blijkt het tegendeel.
Het Bijbels Museum wil met de tentoonstelling de „gemeenschappelijke wortels van Marokkaanse joden en moslims benadrukken”, laat directeur van het museum J. Boonstra weten. „Het is een goed voorbeeld van integratie dat zij al 2000 jaar in vrede samenleven.”Het Bijbels Museum organiseert de tentoonstelling, die grotendeels is samengesteld uit de privé-collectie van Paul Dahan uit Brussel, als sluitstuk van het jaar ”Marokko Nederland 2005”. Het is ook daarom dat de tentoonstelling begint met een kort historisch overzicht waarbij wordt ingegaan op de 400 jaar oude relatie tussen Marokko en Nederland.
Vervolgens gaat in de grote zaal het eerste deel van de tentoonstelling over het joodse leven op het platteland van Marokko. Het is bijzonder dat de joden hier al woonden ver voor de komst van de islam in de 7e eeuw na Christus. Opvallend is ook dat deze joden in Marokko de ”toshavim” worden genoemd, de autochtonen. Hun cultuur is zeer verweven met die van de Berbers. Behalve de taal deelden zij onder andere kleding, sieraden, rituelen en ceremoniën met hun moslimdorpsgenoten. Een voorbeeld daarvan zijn de tentoongestelde amuletten die joodse en moslimvrouwen droegen als bescherming tegen het kwade en onheil.
Het tweede deel van de tentoonstelling gaat over de stad, waar vooral de ”meghorashim”, de verdrevenen, woonden. Dit zijn de Spaanse en Portugese joden die vanaf de 15e eeuw naar Marokko vluchtten en hun eigen cultuur meebrachten. Voorwerpen zoals een gouden armband, een geborduurd wandkleed en een fluwelen bruidsjurk laten een rijk karakter van materiaal en bewerking zien.
In de zaal zijn talloze andere gebruiksvoorwerpen en kledingsstukken te zien van joden in Marokko. Ook zijn er foto’s en landkaarten. De kleuren in de zaal zijn volgens de directeur bewust aardetinten. „Om een beetje de sfeer van Marokko op te roepen.” Voor de ramen, die omgetoverd zijn tot ’moorse poorten’, is blauw glas aangebracht. Boonstra: „Dat geeft een mysterieus tintje aan het geheel, terwijl tegelijk het licht gefilterd wordt. Fel licht is niet goed voor de tentoongestelde voorwerpen.”
Behalve de grote zaal is ook een muziekkamer in het museum gewijd aan de tentoonstelling xx”Lihoed Maroc”. „Muziek was bij uitstek een gemeenschappelijke factor tussen joden en Marokkanen. Als je nu naar Marokkaanse muziek luistert, kan het heel goed dat er joodse invloeden in aan te wijzen zijn. Voor veel Marokkaanse jongeren is dit nieuws waar ze nooit eerder van gehoord hebben. Maar het laat wel heel goed zien hoe belangrijk het jodendom is geweest voor de Marokkaanse cultuur”, meent Boonstra.
De joden in de steden hebben volop de Arabischtalige muziek overgenomen. Zij die op het platteland woonden, namen de bestaande muzikale tradities van de Berbers in het Atlasgebergte over. Bij sociale en religieuze evenementen dansten en zongen de joden zoals de Berbers. Maar evenmin schuwden joodse zang- en dansgroepen om op te treden tijdens specifieke moslimfeesten in dorpen en steden.
Wie nu kijkt naar de ongeveer 5000 joden die Marokko nog telt, kan bijna niet geloven dat ruim een halve eeuw geleden dit aantal nog op meer dan een kwartmiljoen lag. Toen in 1948 de staat Israël gesticht werd, emigreerden ook vanuit Marokko veel joden naar hun thuisland. Bij de onafhankelijkheid van Marokko in 1956 trokken veel joden naar andere landen in Europa en naar Noord- en Zuid-Amerika.
De joden die nu nog in Marokko wonen, zijn vooral te vinden in de grote steden. Uitgestorven is het jodendom in Marokko allerminst. Zo telt Casablanca nog steeds dertig synagogen, drie scholen, een ziekenhuis, een rechtbank, een sportclub en een bejaardenhuis van joodse signatuur.
Wie de tentoonstelling bezoekt, zal enerzijds verrast zijn door de naadloze integratie van de joden in Marokko. Aan de andere kant, zijn er de afgelopen eeuwen nooit echte concessies gedaan. De bouwstijl van de synagogen in het land verraadt overduidelijk Spaans-moorse invloeden. Bijzonder is het ook te zien dat de chanoekakandelaars soms de vorm hadden van islamitische en moorse gebouwen. Maar het kenmerk van joden overal ter wereld in alle tijden is de verwijzing naar woorden uit het Boek, het Oude Testament. Zo verwijzen de vogels op een bronzen chanoekakandelaar uit de 18e eeuw niet alleen naar de dieren buiten, maar ook naar de vogel uit psalm 84, die een nest gevonden heeft bij Gods altaren.
Bij de tentoonstelling is een lesprogramma voor het vmbo ontwikkeld. Doel van dit lesprogramma, dat net als de tentoonstelling Lihoed Maroc heet, is vooral leerlingen met een Marokkaanse achtergrond te bereiken en zo een bijdrage te leveren aan de acceptatie van verschillende culturen en religies. Het programma bestaat uit een gastles op school en een museumbezoek. De rondleiding in het museum en de gastlessen worden verzorgd door koppels van joodse en islamitische jongeren.