Religie? Alleen thuis en in de schuilkerk
DEN HAAG - Nederland moet flink op de schop. De schuilkerken moeten in ere worden hersteld en de vrijheid van godsdienst moet heel wat minder vanzelfsprekend worden dan nu het geval is. Het gevecht om de verdere verbanning van religie uit het publieke domein is in volle gang.
„Allahoe akbar!” Ironischer dan woensdag in de moskee Noeroel Islam konden de Arabische woorden -Allah is groot- nauwelijks klinken. De cultuurfilosoof Gabriël van den Brink begint in een zaal van de moskee aan de Haagse Scheeperssstraat juist zijn vlammende pleidooi voor de herinvoering van schuilkerken. „De openbare uitingsvorm van kerken en moskeeën moet strikt neutraal zijn”, betoogt de onderzoeker. Totdat hem de mond gesnoerd wordt door de oproep tot het gebed, die door de ontmoetingsruimte van de moskee Noeroel Islam schalt.Het vlamde, woensdag in het Haagse islamitische gebedshuis. Vooral de Rotterdamse wethouder Van den Anker en onderzoeker Gabriël van den Brink zorgen voor het nodige vuurwerk tijdens een bijeenkomst over religie in de stedelijke praktijk, georganiseerd door het Kenniscentrum Grote Steden.
Van den Brink gaat tijdens een lezing in op het feit dat culturele contrasten in Nederland nog steeds toenemen. „Veel mensen gaan ervan uit dat culturele verschillen op den duur vanzelf afnemen. Maar dat is dus niet zo”, aldus de wetenschapper, die onderzoek deed naar zeven etnische groeperingen in Rotterdam.
Hij werpt de stelling op dat Nederland weer behoefte heeft aan schuilkerken, zoals de rooms-katholieke gebedshuizen uit de zeventiende eeuw. Deze kerken werden door de protestantse overheid wel getolereerd, maar mochten niet als kerk herkenbaar zijn. „De schuilkerk is in het Nederland van vandaag een prachtig compromis”, aldus Van den Brink. „Er is ruimte voor ontmoeting, maar de kerk is niet aanstootgevend in de publieke sfeer.”
De onderzoeker merkt op dat die publieke sfeer zich steeds meer „in de richting van neutraliteit” beweegt. „Ik denk dat die ontwikkeling meer gevolgen zal hebben. Artikel 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van onderwijs regelt, gaat er vast aan. De religieuze dimensie op veel bijzondere scholen is maar heel klein.”
Tegelijkertijd is die ’neutrale’ samenleving heel hard. Er is wél behoefte aan een „plek voor troost, een plek om te schuilen”, erkent Van den Brink. „Een schuilkerk kan geweldig in die behoefte voorzien. De overheid mag het ontstaan van schuilkerken zelfs wel promoten, maar tegelijkertijd moet ze ervoor zorgen dat de openbare uitingsvorm strikt neutraal blijft.”
De Rotterdamse wethouder Van den Anker (Veiligheid) van Leefbaar Rotterdam betuigt tijdens de bijeenkomst meermalen haar steun aan het betoog van Van den Brink. Tijdens een wethoudersdebat met onder anderen ChristenUnie-wethouder Kok uit Lelystad geeft ze aan het „verschrikkelijk” te zullen vinden als allochtone groepen in Nederland, met een beroep op hun religie, met tal van nieuwe politieke partijtjes komen. „Met een Kaapverdische partij en een Surinaamse partij krijgen we een nieuwe verzuiling. Op die manier bevechten we elkaar ook nog eens in het politieke proces.”
CU’er Kok legt Van den Anker het vuur na aan de schenen door te vragen of ze het bestaan van de ChristenUnie als religieus geïnspireerde partij dan ook niet „verschrikkelijk” vindt. „Kleur bekennen!” roepen verschillende -allochtone- aanwezigen in het publiek. „Ik heb er heel veel moeite mee dat christenen het gelijk aan hun kant willen hebben”, antwoordt Van den Anker bevestigend. „Het lijkt wel alsof ze als enige het recht hebben op barmhartigheid en medemenselijkheid. Ook binnen de christelijke politiek zijn uitwassen. Ook daarvan zeg ik: Weg ermee! Die uitwassen mogen niet verpakt of verbloemd worden onder de dekmantel van vrijheid van religie.” Van den Anker verwijst naar het schrappen van de subsidie voor de SGP vanwege het standpunt van deze partij om geen vrouwen als lid toe te laten. „Maar dat is toch niet bij u?”
De wethouder vindt dat „we met de vrijheid van godsdienst een blokkade opwerpen voor de integratie. Er gebeuren dingen uit naam van het geloof die echt gewelddadig zijn. Op het moment dat we zulke dingen willen afstraffen en tegelijkertijd krampachtig met de vrijheid van godsdienst blijven omgaan, hebben we geen effectief instrumentarium meer in handen.” De vrijheid van godsdienst hoeft van Van den Anker „niet morgen” al uit de Grondwet gehaald te worden, „maar we moeten er wel op een andere manier naar kijken.”