Karadzic’ tragedie in veel dodelijke bedrijven
„Ik ben geen monster, ik ben een schrijver”, dicteerde Radovan Karadzic in 1997 de Duitse Süddeutsche Zeitung. De meesten zien hem echter slechts als monster.
In juli 1995 vaardigde het oorlogstribunaal in Den Haag de eerste van verscheidene aanklachten tegen hem uit: de krijgsheer van de separatistische Republika Srpska in Bosnië moet zich verantwoorden voor een oorlog die hij had uitgelokt en die het kleine Bosnië-Herzegovina 200.000 levens kostte.
Karadzic werd in 1945 in Montenegro geboren en vertrok in 1960 naar Sarajevo, waar hij medicijnen studeerde. In het Kosovo-ziekenhuis werd hij opgeleid tot psychiater. Daarnaast trok hij de aandacht door enkele goede gedichten te schrijven. Zijn dichtbundels ”Mensengedachten” (1971), ”Wonderen bestaan en bestaan niet” (1982) en ”Zwarte Fabel” (1990) baarden veel opzien en werden in 1993 bekroond met de felbegeerde Risto Ratkovic-prijs.
Zijn wereldberoemde collega-dichter Izet Sarajlic (1930-2002) herinnert zich het begin en het vervolg van zijn carrière: „Radovan kwam als jonge dichter bij mij thuis op de koffie. Hij was teamarts bij een bekende voetbalclub in Sarajevo. Wie zou vóór 1990 hebben vermoed dat hij een van de grootste misdadigers van Bosnië zou worden?”
In 1990 behoorde Karadzic tot de grondleggers van de Servische Democratische Partij (SDP). Hij leidde de partij naar een regeringscoalitie met Kroaten en moslims. Een definitieve breuk ontstond eind februari 1992, toen Bosnië een referendum over onafhankelijkheid voorbereidde, iets wat Karadzic onder het uiten van allerlei dreigementen wilde voorkomen: „Neem me alstublieft serieus! Jullie doen alles verkeerd. Jullie weg voert Bosnië naar de weg van de oorlog, die Slovenië en Kroatië al hebben ingeslagen. Die strijd zal eindigen met de vernietiging van de moslims, die weerloos zijn als het hier tot een oorlog komt.”
Op 3 maart 1992 proclameerde Bosnië de onafhankelijkheid. Een maand later riep Karadzic de Republika Srpska uit. Dat hij president werd, sprak voor zich - voor nieuwe wetten die hem steeds meer bevoegdheden gaven, zorgden hij en zijn baas in Belgrado, Slobodan Milosevic. Die stuurde hem ook 80.000 soldaten. Onder het commando van generaal Ratko Mladic (1942) veranderen zij Bosnië in de voorspelde „oorlogshel.”
In 1994-1995 was Karadzic over zijn hoogtepunt heen. Moslims en Kroaten vormden een federatie en dreven Karadzic’ troepen steeds meer in het nauw. Milosevic liet hem vallen en zijn voormalige assistente Biljana Plavsic (1930) werd zijn aartsvijandin en concurrente. Zij verplaatste het machtscentrum van de Republika Srpska van het bergachtige en woeste Pale naar het open Banja Luka. Het einde kwam in 1995 met het Dayton-akkoord, dat vrede in Bosnië bracht en van Karadzic een opgejaagde vluchteling maakte.
Als gevolg van het akkoord van Dayton kwam de internationale troepenmacht SFOR naar Bosnië. In 1997 begon de eerste actie (”Tango”) om Karadzic te pakken te krijgen. Die liep uit op een mislukking, evenals ”Amber Star” in juli 2001 en een nieuwe actie in maart 2002 (Karadzic zou zijn getipt door een Franse officier). Details weten (en verzwijgen) zijn broer Luka en zijn vrouw Ljiljana Zelen-Karadzic, die als voorzitster van het Rode Kruis van de Republika Srpska alle mogelijkheden heeft contact op te nemen met haar Radovan.
Karadzic verbergt zich in het uiterste zuidoosten van Bosnië, in de bergachtige omgeving van Celebici. Deze plek werd in 1943 beroemd als zetel van de nationalistische partizanen, die van hieruit de grote Italiaanse garnizoenen in Foca en omgeving aanvielen. De inwoners van Celebici zijn nog steeds nationalistische vechtersbazen, die Karadzic graag hun diensten aanbieden en hem -zoals de internationale gemeenschap aanneemt- een getalsmatig sterke lijfwacht besparen. Bovendien zijn de grenzen met Servië en Montenegro dicht in de buurt.
Die grenzen steekt Karadzic regelmatig over om zijn aanhangers te instrueren en hun cynische boodschappen voor SFOR („Laat mij met rust en terroriseer mijn vrienden niet”) mee te geven. Karadzic’ aanhangers, ten minste 30.000 man sterk, hebben zich verzameld in de Patriotistische Beweging Obraz, die momenteel met de actie ”Iedere Serviër is Radovan” hun „strijd ter verdediging van de grootst levende Serviër dr. Radovan Karadzic” met veel tamtam propageert. In Servië is bovendien de Internationale Commissie voor de Waarheid over Karadzic actief. De leider van deze commissie vormt de aanhangers van Karadzic om tot „Servische Taliban.”
De hoofdaanklaagster van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, Carla Del Ponte, is ervan overtuigd dat Karadzic uiterlijk eind oktober voor het tribunaal zal staan. Bij de jongste aanhoudingsactie vond SFOR echter slechts het bed van Karadzic. En wel in de bibliotheek van een plaatselijke lagere school: de omgeving van een schrijflustige man, wiens activiteiten door zijn uitgever Miroslav Toholj uit de doeken worden gedaan: Karadzic werkt aan zes delen ”Verzamelde werken”, een kinderboek, twee romans en twee delen toespraken en artikelen uit de oorlogstijd.
Zojuist verschenen is de komedie in zes akten ”Sitovacija” (De situatie), die de criticus Zarko Komanin met de werken van klassieke, Servische komedieschrijvers als Petar Kocic en Branislav Nusic vergeleek. Aleksandra Jovicevic, staatssecretaris van het Servische ministerie van Cultuur, had eerder het gevoel alsof „in Duitsland vijf jaar na de oorlog ”Mein Kampf” zou zijn gepubliceerd.”
De handeling van de komedie speelt in de tuin van een café waar de Serviër Radojca door Edi wordt voorbereid op zijn ”Europa-examen”. Edi belichaamt de internationale gemeenschap, wat te merken is aan zijn stamelende Servisch, maar ook aan zijn onredelijke eis aan Radojca: die moet de ”Servische groet” met de drie vingers afleren (hij mag als compromis wel de middelvinger als obsceen gebaar omhooghouden), moet de Ustase (Kroaten) liefhebben en zich gaan bezighouden met pedofilie, want „zonder pedofilie kom je Europa niet in.”
In Belgrado is men bang dat Karadzic’ werk meer dan een populair theaterstuk wordt, omdat het een geheime boodschap bevat. De criticus Ljubomir Zivkov heeft die eruit weten te filteren: Radovan is „sit ovacija” (zat van de ovaties) en „geeft ons gecodeerd te verstaan dat hij meer dan alleen maar toestemming nodig heeft.”