De Herder
Christus is een herder, een grote herder. De grote Herder van Wie de profeten zoveel gesproken hebben. Al de oude patriarchen, die herders waren, waren typen van Hem. Abel, wiens bloed van de aarde riep, was een herder en een type van Hem. Mozes was een herder en een type van Christus. Mozes heeft met Aäron het volk als schapen geleid. David, een herder, heeft het volk van Israël, Gods erfenis, als koning geleid. Daarom kreeg Christus, de grote Herder, ook de naam van David.De naam ”herder” sluit twee naturen in. Onder andere de goddelijke natuur. Een herder staat ver boven de schapen, want hij is een mens en de schapen zijn dieren. Als in Ezechiël 34 de gelijkenis van de herder en de schapen behandeld is, luidt het slotvers: „Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide, gij zijt mensen, maar Ik ben uw God, spreekt de Heere, Heere.”
Christus wordt de grote Herder genoemd. Dit in onderscheid tot onderherders, waarvan de apostel spreekt, en ouderlingen, die de kudde Gods moeten weiden. Als zij dat getrouw doen, wijst Johannes hen op de overste Herder. Hij is een herder der zielen. De zielen van Zijn gelovigen vormen de kudde. Hij is een grote herder, want Hij heeft een grote kudde. Hij is een herder over joden en heidenen. De laatsten zijn de schapen die van een andere stal zijn.
Thomas Goodwin, predikant te Londen (”Al de theologische werken”, 1664)