Kerk & religie

Verberging

16 September 2005 19:41Gewijzigd op 14 November 2020 02:57

Het is duidelijk dat de oude Jakob niet in de zoete kracht en genieting des Heeren leefde toen hij uitriep: „Al deze dingen zijn tegen mij.” De Heere belooft dat Hij de duisternis licht zal maken en het kromme recht. Wanneer de tegenwoordigheid des Heeren wordt genoten, toont Hij Zijn kinderen liefelijk dat zij de Zijnen zijn. Wanneer Hij vrede geeft, wie kan dan onrust verwekken? Niemand toch? Indien Jakob dit had genoten, zou hij nooit gezegd hebben: „Al deze dingen zijn tegen mij.” Dit is de taal van het ongeloof en het vleselijk verstand en komt van de satan.Het geloof was niet in de beoefening. Denk aan David, de man naar Gods hart, die zo veel bevrijdingen heeft gehad en zo veel liefelijke bezoeken van God. Hij had zo veel lofliederen gezongen tot eer van zijn Heere en zei soms: „Mijn Rotssteen, mijn Toevlucht, Die mijn hoofd opheft; met U loop ik door een bende.” Ja, hij kon bij tijden en ogenblikken dit zeggen, wanneer hij iets daarvan in ondervinding had. Doch in een van de donkere ogenblikken riep hij uit: „Ik ben besloten en kan niet uitkomen.”

Dat zijn tijden wanneer de Heere Zijn aangezicht verbergt en wanneer de mens besloten en ingesloten is en niemand kan openen dan God. Een mens die op deze plaats is, kan niet op liefelijke wijze voor zichzelf zeggen: „Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn.”

Thomas Watson, predikant te Londen (”Al de werken”, 1670)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer