Aanblijven of aftreden
Van de huidige ministersploeg is minister Donner van Justitie de afgelopen jaren het vaakst naar de Kamer geroepen om zich te verantwoorden over een of andere misstand. Ook is hij de onbetwiste recordhouder als het gaat om kamerdebatten waarin zijn positie enigermate in het geding was, hetzij doordat openlijk op zijn aftreden werd gezinspeeld, hetzij dat daarover in de wandelgangen werd gefluisterd. Als er een prijs bestond voor politieke schietschijf van het jaar, zou Donner daarvoor in aanmerking komen.Dat de bewindsman tot nu toe al die debatten over terreurbestrijding, TBS-stelsel en rechterlijke dwalingen heeft overleefd, is een bewijs van zijn feitenkennis, intelligentie en scherpe inzicht in staatsrechtelijke verhoudingen.
Ook donderdag was het maar een klein deel van de Kamer -te weten GL, de SP, Wilders en Nawijn- dat de minister naar huis wilde sturen. Een overgrote meerderheid, waaronder de grootste oppositiepartij PvdA, liet zich overtuigen door de verdediging van Donner.
Hoofdargument van de bewindsman was dat politie en justitie weliswaar grote fouten maakten in de zaak-Nienke Kleiss, maar dat de minister, zodra hij van die fouten doordrongen raakte, meteen maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat dit soort fouten in de toekomst nog vaker voorkomen. De belangrijkste maatregel is dat de commissie-Posthumus nog niet wordt gedechargeerd, maar aanblijft om na te gaan of er nog meer serieuze klachten over gerechtelijke dwalingen bestaan.
Terecht stelde Donner donderdag dat de zaak staatsrechtelijk heel eenvoudig ligt: óf de Kamer heeft vertrouwen in de door hem genomen maatregelen zodat hij aan kan blijven, óf zij heeft dat vertrouwen niet en stuurt hem naar huis.
Verwarrender werd het betoog van de bewindsman toen hij inging op de theoretische mogelijkheid dat hij uit eigen beweging terug zou treden. Dat was in dit geval niet mogelijk, redeneerde hij, omdat het ging om fouten die onder het bewind van zijn voorganger zijn gemaakt. Als zulke fouten tot aftreden nopen, had hij strikt genomen drie jaar geleden niet eens aan kunnen treden, betoogde de minister. En stel dat hij nu aftrad, dan zou een opvolger toch weer met hetzelfde probleem kampen? Ook die zou dan weer af moeten treden om de fouten van zijn voorgangers.
Dat is een rare redenering, waar zonder moeite gaten in zijn te schieten. Terecht sprak ChristenUnie-leider Rouvoet zijn verbazing uit over dit persoonlijke filosofietje van Donner. Het is immers evident dat juist door het aftreden van een bewindsman een punt wordt gezet achter een affaire, zodat een opvolger juist daardoor met een schone lei kan beginnen. Juist wanneer een politicus door af te treden verantwoordelijkheid heeft genomen, heeft er publiekelijk genoegdoening plaatsgevonden.
Het zou goed zijn als Donner zich op dat punt nog eens zou bezinnen. Van een minister die zo vaak onder vuur van parlement en samenleving ligt, mogen we verwachten dat hij heldere, voor iedereen inzichtelijke criteria hanteert bij het beantwoorden van de vraag of hij aan mag blijven of af moet treden. Die helderheid bleef donderdag achterwege.