Imams hebben moeite met advies aan Verdonk
De overheid moet aan imams uit het buitenland zo veel mogelijk gelijke eisen stellen als aan andere nieuwkomers. Sommige voorstellen die de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) aan minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie) doet, staan op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel.
Dat was woensdag de reactie van de Vereniging van Imams in Nederland (VIN) op het advies, dat de ACVZ dinsdag publiceerde. De commissie vindt dat Nederland imams, predikanten en priesters uit het buitenland niet structureel moet weren, maar hen wel moet verplichten een extra inburgeringsexamen in ons land af te leggen.
Die eis vindt de VIN, waarbij ruim honderd, voornamelijk Marokkaanse imams, zijn aangesloten, in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zei vice–voorzitter M. Ousalah. Hij erkende wel dat „geestelijk bedienaren wellicht meer dan de gemiddelde nieuwkomer op de hoogte dienen te zijn van de Nederlandse taal en cultuur".
De VIN juicht het wel toe dat het advies een „zinvolle discussie" over de toelating van buitenlandse voorgangers opent.
Ousalah constateerde verder dat imams langer op een verblijfsvergunning moeten wachten dan andere nieuwkomers, als het aan de ACVZ ligt. De commissie pleit voor een gefaseerd toelatingsbeleid, waarbij zowel de verplichtingen als de rechten van voorgangers groeien. Na tien jaar moeten ze in aanmerking komen voor een permanente verblijfstitel, meent de ACVZ. „Gelijke behandeling vereist dat dit verschil verdwijnt", meent de VIN.
Nieuwe regels voor het toekennen van een verblijfsvergunning moeten volgens Ousalah ook gaan gelden voor imams die al in Nederland werken, „zodat zij niet tot in lengte van jaren op een permanente verblijfsvergunning zullen moeten blijven wachten".