„Ik heb iets met natuurrampen, denk ik”
Ze hielp slachtoffers van de orkaan Mitch, ruimde puin in Venezuela en deelde voedsel uit aan overlevenden van de tsunami. Zodra Catherine Slidell de verwoestingen zag die de orkaan Katrina had aangericht, pakte ze haar koffers en vloog naar Louisiana. „Ik heb iets met natuurrampen, denk ik.”
Met een traag gebaar wist Catherine Slidell zich het zweet van haar voorhoofd. De temperatuur in New Orleans ligt dezer dagen ruim boven de dertig graden. De hitte voegt een extra dimensie toe aan de stinkende modder en het vervuilde water die de straten van de verlaten stad bedekken. Bijna twee weken lang is de Rode-Kruisverpleegster uit New York vrijwel onafgebroken in touw geweest. De vermoeidheid is haar duidelijk aan te zien. Haar uniform moet wit zijn geweest, maar is nu met grote zwarte vegen besmeurd.
De eerste dagen na Katrina hielp ze overlevenden de stad te verlaten en verleende ze medische hulp in de opvangcentra. Nu ontfermt ze zich over de bewoners die achtergebleven zijn. „Alles in orde met u meneer”, roept ze naar een bejaarde inwoner van New Orleans die een winkelwagentje met wat bezittingen voor zich uit duwt. „Heeft u iets nodig? Medicijnen, water, eten?”
„Het grootste probleem is dat mensen hun medicatie niet meer nemen”, vertelt Catherine. „Vooral voor diabetici en psychiatrische patiënten kan dat ernstige gevolgen hebben. We weten wel ongeveer waar de achterblijvers zich bevinden. Maar er zijn ook burgers die zich schuilhouden, uit angst dat de autoriteiten hen alsnog dwingen de stad te verlaten. Dat is de grootste risicogroep.”
Het is bepaald niet voor het eerst dat de 35-jarige verpleegster met de gevolgen van een natuurramp wordt geconfronteerd. In 1998 vloog ze naar Honduras om de slachtoffers van de orkaan Mitch bij te staan. Vrij snel daarna vertrok ze naar Venezuela, nadat verwoestende modderstromen daar hele dorpen hadden weggevaagd. Vorig jaar december deelde ze in Sri Lanka voedsel en water uit aan overlevenden van de tsunami die Zuidoost-Azië op Tweede Kerstdag trof.
„Zodra ik de ravage en het menselijk leed zag die Katrina in het zuiden van het land had aangericht, heb ik me bij het Rode Kruis gemeld en aangegeven dat ik graag naar het rampgebied wilde om hulp te verlenen. Een dag later zat ik in het vliegtuig. Vanaf die tijd zijn mijn collega’s en ik bijna 24 per dag in touw geweest”, aldus Slidell.
Wat beweegt Catherine om keer op keer de ellende op te zoeken? „Ik heb iets met natuurrampen, denk ik. Als Rode Kruis zijn we natuurlijk juist in dit soort noodhulp gespecialiseerd. Doordat ik al een aantal keren bij vergelijkbare tragedies betrokken was geweest, heb je ervaring opgebouwd. Je weet hoe het werkt, wat je moet doen. Maar je beseft vooral ook in welke dramatische omstandigheden die mensen verkeren en dat je daadwerkelijk iets voor hen kunt betekenen - hoe klein ook. Dat is de diepste drijfveer voor me.”
Hoewel Catherine Slidell al de nodige ervaring met de gevolgen van natuurgeweld heeft, is ze telkens weer geschokt door de omvang van de schade. „Opnieuw besef je hoe nietig de mens eigenlijk is. De natuur ontketent krachten die wij ons niet kunnen voorstellen. En we blijven proberen de strijd met de elementen te winnen, of we negeren domweg de risico’s, zoals we dat in New Orleans deden. Kijk nu eens wat de gevolgen zijn”, wijst ze veelbetekenend op een ondergelopen straat.
Hoe verwerkt de hulpverleenster de aanblik van al die lijdende mensen, de verwoestingen, de doden? „In het begin is daar helemaal geen tijd voor. Je gaat gewoon door. Na een paar dagen dringt het pas echt tot je door waar je mee bezig bent. Tegen die tijd is er meestal professionele hulp beschikbaar die je kan opvangen. Ik praat veel met collega’s - dat helpt. Maar als het erop aankomt, moet je er toch zelf uit zien te komen. Een paar keer flink huilen, alles eruit gooien. En dan gewoon maar weer doorgaan.”
De Rode-Kruismedewerkster heeft zich geërgerd aan de forse kritiek die in binnen- en buitenland klonk op de trage en chaotische start van de Amerikaanse hulpverlening. „Ik vind het allereerst een miskenning van de bovenmenselijke inspanningen die al deze fantastische mensen hier en elders in het rampgebied leveren. Het is ook het standaardpatroon bij dit soort tragedies. De eerste dagen is iedereen geschokt door de gebeurtenissen en het aantal slachtoffers. Daarna komt het gemopper omdat alles niet snel genoeg gaat. En wat het buitenland betreft: wij kregen zo’n beetje het verwijt dat we deze situatie als een derdewereldland aanpakken. Ik hoop natuurlijk dat zoiets hen nooit overkomt. Maar als het gebeurt, moet ik nog zien of zij de boel beter hebben georganiseerd. Op een ramp als deze kun je je simpelweg niet voorbereiden.”
Twee inwoners van New Orleans lopen langs Catherine. Ze hebben zojuist hun kletsnatte huisraad in de zon gezet om te drogen. „Alles in orde met jullie, mannen?” roept de verpleegster, terwijl ze van haar plastic stoeltje opveert. „Maak je niet bezorgd. Wij overleven het wel.”