Dagobert
Een paar maanden geleden, voor de Tweede-Kamerverkiezingen, leek het een hete lente te worden. Voor politici en ambtenaren in Den Haag, voor de zorgverzekeraars in Zeist, voor het College Tarieven Gezondheidszorg in Utrecht en voor wie ook maar de échte macht over het geld in de gezondheidszorg mag hebben. Een hete lente leek het te worden.
De zogenaamde zorgaanbieders -dokters, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, geestelijke gezondheidszorg et cetera- lieten blijken dat er structureel meer geld nodig is voor de zorg.
Meer geld om de salarisverhogingen voor verpleegkundigen van de afgelopen en de komende jaren te kunnen betalen. Meer geld om de medisch specialisten in dienst van ziekenhuizen te kunnen betalen. Meer geld om het uurtarief van de medisch specialisten aan te passen en normale werkweken mogelijk te maken. Meer geld om de wachtlijsten weg te werken. Meer geld om een groter aantal dokters en verpleegkundigen op te leiden. Meer geld om de inkomens van de apothekers als behandelaar mogelijk te maken. Meer geld voor de huisartsen om alle taken uit te oefenen. Meer geld voor… en zo zouden we door kunnen gaan.
Voordat de verkiezingen daar waren, had iedereen zijn verlanglijstje al ingediend. En het ging wederom om vele miljarden. Het syndroom van Dagobert zou dat genoemd kunnen worden.
Warme zomer
Inmiddels wordt er gewerkt aan de vorming van een nieuw kabinet. Het CDA, de LPF en de VVD hebben elk hun eigen program voor de zorg, inclusief de Zalmnorm. De ongenuanceerde uitspraken zijn niet van de lucht: „Weg met de overmaat aan managers, bureaucratie en regelgeving.”
Bepaald niet onterecht, maar wat levert deze shocktherapie de patiënt op de wachtlijst nu echt op? Immers, politici denken allemaal in termijnen van vier jaar. Stel dat we vanaf vandaag meer verpleegkundigen en dokters willen opleiden. De duur van zo’n opleiding is al minimaal vier jaar. Dus een volgend kabinet (al of niet anders samengesteld) ziet pas de negatieve of positieve resultaten.
Heden ten dage zien we de resultaten van twintig jaar bezuinigen; of, om het wat korter te houden: van twee kabinetsperioden paars. Of zijn we het vergeten dat mevrouw Borst een luttel aantal jaren geleden het aantal plaatsen voor medisch specialisten ’bevroor’ of dat de verpleegkundigenopleiding in een nieuwe structuur werd ondergebracht en dat er tevens minder geld voor beschikbaar kwam?
En zo zal er dan met alle vooroordelen die er zijn -van de zorg hebben wij allemaal verstand- een overheidsbeleid ten aanzien van de zorg moeten ontstaan dat de bestaande problemen, de zogehete schaarste in de zorg, oplost.
Elke Nederlander wil toch graag snel geopereerd worden als hij of zij een liesbreuk heeft. En niet, zoals nu, een halfjaar of langer moeten wachten op behandeling. En levend in een welvarend land als Nederland, willen wij ook zo nodig onze blindedarm laparoscopisch laten verwijderen (via een sleutelgatoperatie) in plaats van via een grotere snee in de buik. Ter illustratie: in ons land gebeurt 8 procent van de blindedarmoperaties via een sleutelgatoperatie, in België gaat het om 63 procent van de gevallen.
En dan ga ik voorbij aan veel ernstiger zaken dan de genoemde voorbeelden.
Behaaglijk najaar
Wordt het een behaaglijk najaar? Het is duidelijk, er zal veel moeten veranderen om de toekomst van de zorg een goede te doen zijn. Daarvoor is allereerst visie en het dragen van verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS nodig. Er moeten meer opleidingsplaatsen voor verpleegkundigen en dokters komen, er moet vastgesteld worden wat noodzakelijke zorg is en er is een planning voor langer dan vier jaar et cetera nodig. Daarnaast moet er visie komen op het afschaffen van de overmaat aan managers, van de bureaucratie en regelgeving en op het gebruikmaken van informatietechnologie.
Ook zal er meer geld nodig zijn als we als westers, rijk land gezondheidszorg willen die ten minste op het peil van Duitsland of Zwitserland ligt en als we de werkers in de zorg een passend salaris willen geven.
Laten we ons realiseren dat gezondheid een zeer groot goed is. Het past als christenmens om het solidariteitsbeginsel, of beter gezegd de dienst der barmhartigheid, mogelijk te maken.
Ik bid en hoop op een minister en/of staatssecretaris voor volksgezondheid die het verstaat: Bid en werk.
Drs. A. C. van Alphen, oud-voorzitter raad van bestuur van een ziekenhuis