Cohen tegen centrale aansturing politie
De voorzitter van het Korpsbeheerdersberaad, burgemeester Cohen van Amsterdam, ziet geen toekomst in een centrale aansturing van de politie. Dat lost volgens hem geen probleem op en Nederland zal er niet veiliger van worden.
Burgemeesters, die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid, zullen „met één hand op de rug gebonden” hun werk moeten doen. Ze hebben dan nog wel gezag over de politie, maar niet de middelen om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. „Gezag zonder feitelijke zeggenschap is een lege huls”, zei Cohen donderdag in een toespraak op een congres over de toekomst van het politiebestel.
De commissie-Leemhuis, die het functioneren van de politie onder de loep had genomen, heeft het kabinet eind juni geadviseerd dat de Nederlandse politie als een concern moet worden bestuurd. Daarvoor is opnieuw een ingrijpende reorganisatie nodig, aldus Cohen. Die zal volgens hem leiden tot bureaucratie, nog meer overleg, nieuwe organen, ontevreden burgers en burgemeesters en ministers die zich voortdurend in de Tweede Kamer moeten verantwoorden.
Cohen wees erop dat de huidige structuur, die ruim tien jaar geleden werd ingevoerd, haar vruchten afwerpt. „Nederland is onmiskenbaar veiliger geworden”, stelde hij. Dat is volgens de voorzitter te danken aan de lokale en regionale samenwerking en aanpak en de ’buurtgebonden politiezorg’. Bij aansturing vanuit Den Haag lijkt dat laatste het „kind van de rekening” te worden, omdat het centrale gezag andere prioriteiten ziet dan het plaatselijke.
Dat was volgens Cohen vorig jaar november al te zien na de moord op cineast Theo van Gogh. Het kabinet trok toen vele miljoenen euro’s uit voor de bestrijding van terrorisme. Het meeste geld ging naar landelijke organisaties als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en het Korps landelijke politiediensten. De regionale korpsen kregen amper iets, aldus Cohen.
De commissie-Leemhuis vindt dat de functie van korpsbeheerder moet verdwijnen. Cohen benadrukte dat het hem niet om zijn positie gaat, maar wel om „het fundamentele belang van regionale en lokale inbedding van de politie.” Ook vindt hij dat de stem van het lokale bestuur in het debat over het politiebestel onvoldoende gewicht krijgt.