Vluchteling is vrij en veilig maar wil meer contact
Vluchtelingen in Nederland voelen zich bijna allemaal vrij (96 procent) en veilig (93 procent), maar willen graag (meer) contact met Nederlanders. Dat blijkt uit de IntegratieBarometer van VluchtelingenWerk die donderdag is verschenen.
Om inzicht te krijgen in de integratie van vluchtelingen heeft een panel van tweehonderd vluchtelingen vragenlijsten ingevuld, zijn er 25 diepte–interviews gedaan met leden van het panel en hebben ruim vijfhonderd Nederlanders een enquête ingevuld.
Uit het onderzoek blijkt dat ruim 40 procent van de Nederlanders die nu nog geen contact heeft met vluchtelingen, dit ook best zou willen. Bijna de helft van de bevolking geeft aan dat zij een vluchteling zou willen begeleiden bij zijn of haar start in Nederland. VluchtelingenWerk ziet niet alleen voor zichzelf een kans om deze wederzijdse behoefte aan contact te stimuleren, maar vindt ook dat de overheid in dit gat moet springen.
De meeste vluchtelingen hebben goed contact met Nederlanders (83 procent), maar willen nog meer contact. Het merendeel gaat overigens vooral om met mensen uit het land van herkomst. Ze ervaren problemen met de geslotenheid en afstandelijkheid van de Nederlanders en hebben moeite met de ’afsprakencultuur’.
Slechts 8 procent van de deelnemende vluchtelingen geeft aan niet goed geïntegreerd te zijn. Dit is een groot verschil met de 30 procent die volgens de normen van de IntegratieBarometer niet of nauwelijks geïntegreerd zijn. Vluchtelingen zelf zien een duidelijk verband tussen hun verblijfsduur in Nederland en hun gevoel van integratie. Van degenen die vijf jaar of korter in Nederland zijn, voelt tweederde zich geïntegreerd. Mensen die al langer dan vijftien jaar in Nederland wonen, beschouwen zich allemaal als geïntegreerd.
Contact hebben met Nederlanders is niet de enige voorwaarde voor een geslaagde integratie. De beheersing van de taal, werken of een opleiding volgen en bekendheid met de Nederlandse cultuur zijn voor vluchtelingen ook belangrijke factoren.
Eenderde van de vluchtelingen in het panel die mogen werken, heeft een baan, ongeveer 40 procent had een baan in het land van herkomst. 54 Procent wil werken en 16 procent is niet gericht op werk. Het behalen van een Nederlands diploma heeft een duidelijk gunstig effect; 60 procent van de mensen met een mbo–opleiding en 71 procent van degenen die een hbo– of universitaire opleiding hebben gevolgd, heeft een baan.
De lange asielprocedure in Nederland is het grootste struikelblok. Tijdens het soms jarenlange wachten op een verblijfsvergunning mag een asielzoeker niet naar school en niet werken. Dit en het gebrek aan privacy en financiële middelen veroorzaken veel stress. Als er dan uiteindelijk een verblijfsstatus is, is er een gat in het cv. Omdat ze verplicht aan het werk moeten, schiet een opleiding er vaak bij in en is er daardoor minder kans op aansluiting op de arbeidsmarkt. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, begint VluchtelingenWerk dit najaar een banenoffensief met onder meer het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen).
Bijna eenderde van de vluchtelingen die tussen de vier en vijftien jaar in Nederland verblijft, geeft overigens aan het hier niet zo leuk te vinden. VluchtelingenWerk ziet een mogelijke verklaring in het feit dat deze mensen al enige tijd in Nederland zijn, maar gefrustreerd raken omdat ze niet deel mogen nemen aan de samenleving. Onder degenen die heel kort of juist heel lang in Nederland zijn, komt deze opvatting niet voor.
Ruim tweederde voelde zich welkom bij aankomst in Nederland, vooral door de vrijheid en veiligheid en de hulp van personen en instellingen. De 30 procent die zich slechts ten dele welkom voelde, wijt dit vooral aan de gesloten Nederlandse cultuur en de lange duur van de asielprocedure.
LET OP E M B A R G O