Opinie

Macht of argument

Acta Politica

7 September 2005 13:38Gewijzigd op 14 November 2020 02:55

wijdt een tweetal afleveringen (jaargang 40, nr. 2 en 3) aan de betekenis van beraadslagingen in de politiek. Dit naar aanleiding van een congres dat vorig jaar in Florence over dit thema werd gehouden. Gaat het in de politiek alleen over macht of moeten in democratische politieke processen ook beraadslagingen een centrale plaats innemen? Beraadslagingen waarin redeneringen worden opgebouwd en argumenten gepresenteerd. Die zouden in ieder geval moeten leiden tot meer wederzijds begrip en het respecteren van afwijkende standpunten.

Postmodernistische filosofen gaan er daarentegen van uit, zo wordt in het inleidende artikel gesignaleerd, dat dit beraadslagingsmodel geen rekening houdt met de onoverwinbare tegenstellingen die voortvloeien uit de verscheidenheid van waarden. Tegenover rationalisten zoals Habermas (een bijdrage van hem sluit het volgende nummer af) is het inderdaad van belang dat wij beklemtonen dat er in deze wereld fundamentele levensbeschouwelijke kloven bestaan, die met redeneren niet overwonnen kunnen worden en die onvermijdelijk ook in de politieke discussie doorwerken.

De Hamburgse politicologe Katharina Holzinger analyseert in een van de bijdragen een tweetal politieke debatten in de Bondsrepubliek. Bepaalt de context of de aard van het conflict of er primair sprake is van argumenteren of van onderhandelen? De ene casus betrof een conflict over afvalverwerking, de andere een parlementsdebat over stamcellen van embryo’s.

De auteur onderscheidt drie soorten conflicten: over feiten, over waarden en over belangen. Het embryodebat was duidelijk een conflict over waarden. Bij de afvalverwerking ging het om feiten en belangen.

Bij de afvalverwerking overheerste, althans bij een kwantitatieve analyse, het argumenteren boven het onderhandelen. In het embryodebat was er vrijwel uitsluitend sprake van argumenteren. Daarbij was het niet zonder betekenis dat sterk betogende verhandelingen veel vaker voorkwamen dan specifiek dialogische. In feite was er dus geen echte gedachtewisseling.

Zoals altijd in een parlementair debat bepaalde de fractieomvang de uitkomst van de discussie. Die contextuele factor mag volgens de auteur niet over het hoofd worden gezien. Bij discussies in de academische wereld gaat het er anders aan toe.

In het gereformeerd wetenschappelijk tijdschrift Radix (jaargang 31, nr. 2) geeft Roel Kuiper, lector samenlevingsvraagstukken namens drie christelijke hogescholen (Zwolle, Ede en Gouda), een overzicht van zijn werkterrein. Samenlevingsopbouw, gezin en hulpverlening vormen de speerpunten van zijn onderzoekswerk.

Het gezin is weer terug op de maatschappelijke agenda, zo constateert hij. Meer dan vroeger beseft men dat gezinnen belangrijk zijn voor het maatschappelijk welslagen van mensen en tevens moet vastgesteld worden dat moderne gezinnen onder grote druk staan.

Dat laatste heeft onmiskenbaar te maken met de verhoogde echtscheidingsfrequentie, alsook met het feit dat in nogal wat huishoudens waar de beide ouders wel aanwezig zijn, geen sprake meer is van een huwelijksrelatie. Daarnaast moet ook het toenemend aantal stiefkinderen en stiefouders genoemd worden. Dat zijn thema’s die bij uitstek op het terrein van dit lectoraat liggen, maar door Roel Kuiper bij zijn inventarisatie niet of slechts zijdelings genoemd worden.

Het belang van het thema samenlevingsopbouw neemt volgens de auteur toe omdat de overheid terugtreedt en de problematiek in de buurten en de wijken verergert als gevolg van een gebrekkige sociale cohesie. Op welke manier kan het ”zorgburgerschap” gestimuleerd worden?

In het septembernummer van Idee, tijdschrift van het Kenniscentrum D66, schenken twee medewerkers van het internationaal secretariaat, Chantal Langejans en Elisabeth Oppenhuis de Jong, aandacht aan het verschijnsel braindrain. Is deze hersenemigratie per definitie schadelijk voor het land van herkomst of ligt de zaak genuanceerder?

Het liberale uitgangspunt in dezen is dat individuen niet het eigendom zijn van hun staat. Er is dus volgens de auteurs geen geldige reden om de mobiliteit van hoogopgeleiden te limiteren. Wel pleiten ze voor een ”brain circulation” die meer symmetrisch verloopt.

Dat migranten geld zenden aan achtergebleven familieleden is onmiskenbaar van betekenis. Daarnaast is het van belang dat zij de wetenschappelijke contacten met het thuisland instandhouden. Ook een (tijdelijke) terugkeer van onderzoekers en universiteitsdocenten moet gestimuleerd worden. Zo biedt India belastingvoordelen voor remigranten.

Voor een succesvolle brain circulation is het visumbeleid van groot belang. Wanneer migranten bevreesd zijn dat zij zich na een tijdelijke terugkeer naar hun herkomstland niet meer in het Westen mogen vestigen, werkt dat belemmerend.

Dat mensen niet het eigendom zijn van hun staat, is inderdaad een goed uitgangspunt: of het nu gaat om hersenemigratie of om orgaandonatie. Het is echter niet onredelijk wanneer (in armere landen) de overheid haar aandeel in de studiekosten verhaalt op hen die spoedig na hun afstuderen vertrekken naar landen waar meer te verdienen valt.

Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur RD

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer