„Ik ben als dominee erg verwend”
Ds. A. van Vuuren, predikant van de Immanuëlkerk, de hervormde wijkgemeente van bijzondere aard in Barendrecht, heeft zaterdag zijn 25-jarig ambtsjubileum gevierd. „Ik heb in die tijd vier gemeenten mogen dienen waar de kerkgang in de loop der jaren alleen maar meer werd. Ik zeg wel eens tegen m’n vrouw: We zouden nog eens een gemeente moeten dienen die sterk op haar retour is.”
Hij was 23 jaar toen hij niet meer onder zijn roeping tot het ambt uit kon. „Dat ging niet zonder strijd. Het was niet dat ik niet wilde, maar ik wist niet of mijn drijfveren wel juist waren. Ik heb veel gelezen in de ”Institutie” van Calvijn en in de ”Redelijke Godsdienst” van Brakel over de roeping tot het ambt. De doorslag om toch ”ja” te zeggen, gaf een preek van ds. J. J. Timmer over de tekst: „De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn.”
De familie Van Vuuren had toen een tuindersbedrijf in Waddinxveen. „Ons bedrijf in Capelle was onteigend en in Waddinxveen waren we opnieuw begonnen. Daar leerde ik ook m’n vrouw kennen. Ze was de dochter van een banketbakker die kon verhalen van een krachtdadige bekering op latere leeftijd. Maar, hij stelde zijn weg nooit als model voor de kinderen.”
Het was in Waddinxveen dat ds. Van Vuuren geestelijk tot ruimte kwam, zo vertelt hij. „Ik ging het avondgymnasium volgen en daarna de dagstudie aan de Utrechtse faculteit der godgeleerdheid. We waren inmiddels getrouwd en hadden twee dochters. Het zouden er uiteindelijk zes worden.”
Het gezin was al bezig met het opknappen van een huis in Utrecht, vlak bij de universiteit, toen ds. W. G. J. van der Sluijs uit Amsterdam belde. „Hij vroeg ons conciërge te worden van het kerkelijk wijkgebouw in Amsterdam-West. Ik weet nog goed wat hij toen zei: „Dat is een roeping, hoor!” En dat was het ook. Het gebouw was een speerpunt in een grote wijk met 11.000 namen in de kerkelijke kaartenbak.”
Het bleef niet bij het beheren van het wijkgebouw alleen. Ds. Van Vuuren werd eerst ouderling en verrichtte later zelfs bijstand in het pastoraat in Amsterdam-West. Hij spreekt met veel waardering over zijn contacten met ds. Van der Sluijs. „Ik heb vooral in pastoraal opzicht veel van hem geleerd. Zijn omgang met mensen, maar ook het frisse taalgebruik in zijn preken sprak me erg aan.”
Andere namen die hij met respect noemt, zijn die van ds. J. van den Heuvel en ds. K. Exalto. „Met de laatste reed ik vaak samen naar de cursusochtenden. Ik doceer namelijk al zo’n vijftien jaar ethiek aan de cursus theologische vorming. Ik was daar ook voor gevraagd door ds. Exalto, die ik altijd een beetje beschouwd heb als mijn tweede vader.”
Forensenstad
Via Kamerik, Alblasserdam en Zoetermeer leidde de weg van de predikant naar Barendrecht. „De Heere heeft me altijd heel duidelijk gemaakt hoe het moest met beroepen. De weg werd geleid. Toen ik in Kamerik bevestigd werd, was ik 31 jaar oud. Een hartelijke gemeente, overwegend agrarisch. Ik kreeg er te maken met de invloed van ds. Paauwe. Soms, als je op pastoraal bezoek ging bij een gemeentelid dat ergens afgelegen woonde, duurde het wel een uurtje voor je bij het hart was. Maar het was een goede tijd.”
In Alblasserdam zijn de mensen emotioneler, meent ds. Van Vuuren. „De tranen komen er sneller. Volgens ds. Den Hoed komt dat omdat Alblasserdam aan het water ligt. Hoe dan ook: het kwam voor dat kerkenraadsleden in tranen waren, na de preek. De geestelijke banden die er waren, zijn gebleven.”
Dat de jubilaris ooit nog eens naar Zoetermeer geroepen zou worden, wist hij al heel lang. „Het klinkt vreemd, maar als ik met mijn vrouw over de rijksweg naar Den Haag reed en ik zag de flats van Zoetermeer, dan zei ik wel eens tegen haar: Ik heb sterk het gevoel dat ik daar nog eens predikant word.” In 1990 werd hij in de hervormde gemeente van de forensenstad bevestigd. „De eerste begrafenis die ik moest leiden was van een meisje van elf jaar dat vlak voor de kerkdienst geschept was door een auto. Aangrijpend.”
De Zoetermeerse periode duurde negenenhalf jaar. „Ondanks de beroepen die er kwamen, mocht ik er niet weg. En dan komen de wortels wel erg diep te zitten. Zoetermeer was een nuchtere, Woordbetrokken gemeente. Diepgang in de prediking werd er gewaardeerd.”
En toen ging de weg naar Barendrecht. „Weer naar de andere kant van het water, zoals ik dat noem. Dat merk je trouwens in de ligging van een gemeente. Hier in deze streek onder de rivieren is er meer evangelische invloed. Volwassendoop, chiliasme; dat zijn zaken die hier spelen. Het is hier goed toeven, in deze verstedelijkte gemeente. De gemeente groeit weer, nadat er verleden jaar ook hier een scheur kwam door de kerkvereniging. Dat was moeilijk, heel moeilijk. Mensen met wie er een geestelijke band was, zijn weg. Ik noem dat een traumatische ervaring. Ja, dat is niet overdreven, om dat zo te zeggen.”
Behoudend
Al geruime tijd is ds. Van Vuuren voorzitter van de hervormde classis Barendrecht. „Leerzaam”, noemt hij dat. „Als we geloven dat God ons roept om in de wereld Zijn Evangelie uit te dragen, zouden we dan weigeren om in de breedte van de kerk werkzaam te zijn? Een levende gemeente is een wervende gemeente. Ja, een gemeente en een predikant moeten vasthouden aan het volle Woord van God. We mogen niet smakeloos worden. Ik heb m’n zorgen over onze gezindte als ik zie dat er verschuivingen zijn, ook in reformatorische kring. Gebodsethiek wordt vaak gemeente-ethiek en voor je het dan weet, heb je situatie-ethiek. Dan is niet meer de Bijbel, maar de situatie norm geworden van ons handelen.
Anderzijds moeten we niet denken dat we de secularisatie kunnen indammen door orthodoxe vormendienst. Alleen authentieke bijbelse geloofsbeleving houdt het. En we moeten onthouden dat verkondigen meer is dan geloofswaarheden uitzeggen. Verkondigen is de boodschap in Gods Naam aanzeggen. In de preken mogen en moeten we ingaan op de vragen van onze hoorders, maar we moeten er niet van uitgaan.”
„Bent u een behoudende dominee?” vroeg iemand ooit aan ds. Van Vuuren. „Ik heb toen gezegd: Ja, ik ben een behoudende dominee, maar dan wel daarin dat ik uit ben op het eeuwig behoud van mensen. Het is groot dat de Heere ons daarvoor wil gebruiken. De laatste woorden van het bijbelboek Handelingen waren destijds de tekst waarmee ik bevestigd werd: „Predikende het Koninkrijk van God, lerende van de Heere Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd.” Onverhinderd, dat betekent dat het werk van God niet te keren is. De Heere gaat door met Zijn zaligmakend werk. Ook vandaag. Laten met name jonge generaties, staande in de dienst van God, daar moed uit putten.”