„Wie niets ziet, kijkt niet goed”
Titel:
”Waar was je nou”
Auteur: K. Schippers
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2005
ISBN 90 214 8018 2. 240 blz.
Pagina’s: € 17,95. „Wie zegt dat er niets te zien is, kijkt niet goed”, zei K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter) in een interview naar aanleiding van de uitreiking van de P. C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza in 1996. Schippers vindt dat er in kunst altijd iets moet zitten waarvan je denkt: dat kan eigenlijk niet. Het wordt levendig doordat het anders is dan verwacht. In zijn nieuwe roman ”Waar was je nou” komen we dat ook tegen.
Samen met twee andere schrijvers richtte Schippers in de jaren zestig het tijdschrift Barbarber op. Het heette bewust geen literair tijdschrift te zijn, maar een ”tijdschrift voor teksten”. Want, vonden de initiatiefnemers, kunst moest van z’n voetstuk af, het mocht niet alleen maar over die „smalle gevoelentjes” gaan. Het was, zegt Schippers terugkijkend in een interview, „een gezellige rotzooi”: menukaarten, moppen, losse waarnemingen, ze werden allemaal opgenomen. Een van Schippers ’gedichten’ die erin werd opgenomen, bestond uit één zin: „Stadhouderskade 42 te Amsterdam.” Het is het adres van het Rijksmuseum. Schippers wilde zo het gewone in het buitengewone benadrukken: het Rijksmuseum als postadres.
Ook in zijn proza ziet Schippers het bijzondere in het gewone. Dat levert een sterk associatieve schrijfstijl op. De lijn van het verhaal is daardoor vager en het vraagt meer inspanning om hoofdweg van zijwegen te scheiden.
In ”Waar was je nou” komt hoofdpersoon Ruud op straat te staan. Hij gaat na een nacht met zijn ex-geliefde even wat broodjes halen. Hij heeft geen sleutel bij zich en bij terugkomst blijkt Slim, zijn ex-geliefde, weggegaan. Omdat hij toch bezig was de inboedel van zijn overleden moeder uit te zoeken in het ouderlijk huis, gaat hij daarheen. Wat Ruud, die zelf een fotozaak heeft, bijzonder boeit zijn de foto’s die zijn moeder maakte. Zijn moeder blijkt namelijk zo’n jarenzestig-kunstenares avant la lettre: ze maakte van de meest gewone, nutteloze dingen een foto. Bovendien voeren de foto’s Ruud in gedachten terug naar de wereld van vroeger met zijn, door de afstand in tijd, vergulde herinneringen.
Maar niet alleen in gedachten wordt Ruud teruggevoerd. Nee, waar hij in deze moderne wereld wordt buitengesloten, daar kan hij via de foto binnendringen in de wereld van het verleden.
Als Erik in het kleine insectenboek van Bomans, treedt hij zijn ”Wollewei” van het verleden binnen. Leert Erik veel over de mensen doordat de dieren hun eigenschappen laten zien, Ruud beleeft vooral de vreugde van de Aha-erlebnis: zo fijn was het. Ook al beleeft hij het verleden met de kennis van de volwassene die zich er steeds van bewust is dat hij uit een latere wereld komt, het levert hem geen nieuw inzicht in het verleden op. Wel weemoed; naar de nogal vreemde relatie met zijn moeders vriendin Chris bijvoorbeeld. Enige erotisch getinte momenten uit zijn herinneringen met Chris beleeft hij zelfs opnieuw.
Dat levert zo veel vreugde op, dat hij graag iets tastbaars uit het verleden wil meenemen naar het heden: de papegaaienbroche van zijn moeder, die Chris ook gedragen heeft. Hij laat daar in het verleden speciaal een replica van maken omdat hij niets aan het verleden mag onttrekken; het moet blijven zoals het was. Maar ondanks dat blijkt het onmogelijk om met de papegaaienbroche de grens naar het ’nu’ over te steken. Blijkbaar mag je wel naar het verleden kijken, maar er niets uit meenemen.
Dan blijft er maar één weg over: buitengesloten in het heden, vertederd door de roze wolk van het verleden, blijft hij dan maar in vroeger tijden; zijn zus Trudy achterlatend met een foto van hem en Chris aan het strand.
Schippers doet ook in deze roman volledig recht aan zijn hierboven genoemde adagium: er moet altijd iets in kunst zitten waarvan je denkt, dat kan eigenlijk niet. Zeker ook omdat heden en verleden soms door elkaar lopen, vraagt het veel lenigheid van de lezer om de zaken op een rij te houden.
Toch vind ik de roman niet geweldig origineel: het concept van ”uit de tijd stappen” is al door diverse schrijvers toegepast en komt wat gekunsteld over. Schippers kiest met deze roman wel voor een thematiek die past bij zijn eerdere werk. Opmerkelijk genoeg voor een dichter die er juist alles aan deed om te benadrukken dat kunst „op straat ligt” en dus heel dichtbij is, toont hij zich in zijn romans een volbloed romanticus met een weemoedig verlangen naar de dagen van toen. In ”Poeder en wind” bijvoorbeeld wordt een veilingmeesteres opeens jaren jonger, in ”Een liefde in 1947” tovert een jongen zich terug naar zijn vroegere geliefde. Wie het herbeleven van het verleden aantrekkelijk vindt, kan aan Schippers’ proza zijn hart ophalen.