Wie?
Als het niet in het onfeilbare Woord van God stond beschreven, zouden we nauwelijks kunnen geloven dat er op zoveel krachtige predikaties in des Heeren Naam door de profeet Jesaja zo weinig vrucht is gekomen. Daarom roept Jesaja uit: „Wie heeft onze prediking geloofd?” Ook voert Jesaja de Heere sprekende in en zegt: „Ik heb Mijn handen uitgebreid, de ganse dag, tot een wederstrevig volk…” (Jesaja 65:2).Jesaja was niet de enige die klaagde. In Micha 7 lezen we: „Ai mij… de goedertierene is vergaan uit het land en er is niemand oprecht onder de mensen…” In Psalm 81:12 moet de Heere klagen dat Zijn volk Zijn stem niet gehoord heeft. Er is veel gepreekt door mannen die met bijzondere gaven waren begiftigd, maar geen van allen hebben het volk veel goeds kunnen doen. Johannes predikte met gestrengheid. Een ander zong klaagliederen. De Zoon des mensen was zeer liefelijk, als een die op de fluit speelde. Hij heeft Jeruzalem gewaarschuwd, maar Zijn klacht was: „…gij hebt niet gewild.”
Waren dat arme, koele predikers geweest, zoals wij helaas in grote mate zijn? Of waren het farizeeën met veel geleerdheid, maar zonder godzaligheid? Nee toch! Het waren mensen die de Heere gezonden en geleerd en gescherpt had als pijlen uit Zijn pijlkoker. Zo ook deze profeet. Ook hij moest klagen: „Wie heeft onze prediking geloofd?”
Jacobus Durham, predikant te Glasgow (Christus gekruist, 1752)