Overheden onderzoeken ’echte’ corruptie beter
Overheidsdiensten reageren serieuzer op signalen over ’echte’ corruptie dan op meldingen over dubieuze gedragingen die daar dicht tegen aanliggen. Het gaat dan om ’smeren en fêteren’, vriendjespolitiek en belangenverstrengeling. Die zaken worden vaak ’officieel’ niet als ambtelijke corruptie aangemerkt, maar lijken wel vaker voor te komen dan bijvoorbeeld omkoping.
Dat staat in een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek– en Documentatiecentrum (WODC), dat de ministers Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) dinsdag naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. De bewindslieden vinden dat alle onoirbare gedragingen binnen overheden goed en eenduidig moeten worden geregistreerd, onderzocht en bestreden. Ze komen binnenkort met voorstellen hiervoor, schrijven ze in een brief.
Een deel van het onderzoek was al uitgelekt, maar het stoorde het kabinet dat een eenzijdig beeld ontstond van corruptie onder ambtenaren, bestuurders en politici. Ze hebben daarom het onderzoek een maand eerder naar de Kamer gestuurd dan de bedoeling was. De nota over corruptie volgt later.
In het onderzoek geven topfunctionarissen via intuïtieve schattingen aan dat zij denken dat 5,2 procent van de politici en 3,2 procent van de ambtenaren corrupt is. Volgens de onderzoekers zeggen deze percentages op zich niet zoveel. Zij hebben onder meer het aantal onderzoeken en strafrechtelijke vervolgingen bekeken. Bij ambtelijke corruptie vragen of krijgen de betrokkenen gunsten voor zichzelf door iets te doen of juist na te laten.
De meeste van de jaarlijkse 130 interne onderzoeken vinden plaats bij gemeenten (61), gevolgd door ministeries (43). Ze richten zich vooral op ambtenaren. Alleen in kleine gemeenten zijn bestuurders en politici vaker in opspraak wegens corruptie. In totaal worden vijftig zaken doorgegeven aan politie of justitie. Het vaakst worden werkstraffen opgelegd maar de afgelopen tien jaar kwamen 77 personen, onder wie 49 ambtenaren, echt achter de tralies.
Aanleiding voor het WODC–onderzoek is de parlementaire enquête over bouwfraude in 2003. Het kabinet liet daarop weten dat corruptie „uitzonderlijk" was. Dat onderzoek moest meer inzicht geven. Maar doordat de meldingen over corruptief gedrag zelden goed worden geregistreerd, zijn de omvang en aard nog niet exact bekend. Zo betekenen veel interne onderzoeken bij een organisatie, zoals de gemeente Amsterdam en het ministerie van Defensie, niet dat daar echt meer corruptie is. Er kan ook meer aandacht zijn voor integriteit.
Donner en Remkes benadrukken evenwel dat de aanwijzingen voor Nederland tot nu geruststellend zijn. Zo behoort Nederland al jaren tot de toptien van landen waarin het minst sprake is van corruptie.