Eindeloos Afghanistan
Het kabinet neemt dit najaar een besluit over een nieuwe missie naar Afghanistan. Duizend militairen zouden in de zuidelijke helft van het land moeten helpen -dat klinkt erg mooi- bij de opbouw van het land. Premier Balkenende beaamt dat het zuiden een „buitengewoon risicovol” gebied is. De afgelopen maanden vielen daar honderden slachtoffers. Draagt de operatie van Nederland echt bij aan vrede en veiligheid? Of werkt zij contraproductief? Kunnen onze militairen niet beter thuisblijven?
In maart van dit jaar was aan de orde of Nederland militaire bijstand moest verlenen in Afghanistan. De PvdA was daar toen tegen. Bij CDA, VVD, LPF, D66, ChristenUnie en SGP lag dat anders. Nu lijkt GroenLinks zich te gaan verzetten. Al eerder hebben -ook in gezagsgetrouwe kringen- mensen de vraag gesteld hoelang dit zo moet doorgaan. Voor die kwestie bestaan behalve financiële overwegingen ook andere argumenten.
In de eerste plaats bleek het voor de Afghanen onmogelijk hun eigen beloften na te komen. Meer dan twintig landen zegden tijdens een internationale donorconferentie eind 2002 Afghanistan 1,7 miljard dollar toe. President Karzai zei tijdens die gelegenheid dat zijn regering de opdracht had het land binnen een halfjaar te ontwapenen en zo de invloed van de regionale krijgsheren te verminderen. Daar kwam weinig van terecht.
Het aantal gewapende conflicten en incidenten in Afghanistan is nog legio. De nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Afghanistan, Neumann, heeft gezegd dat er geen reden is om aan te nemen dat het geweld van de zijde van achtergebleven Taliban-strijders de komende maanden zal verminderen. Met het oog op de in september te houden verkiezingen zal extra geweld juist de toon aangeven.
Natuurlijk valt te verdedigen dat buitenlandse troepen, ook Nederlandse militairen, het de Afghanen mogelijk zouden moeten maken in vrijheid hun stem uit te brengen. Dat is in de meeste gevallen echter een illusie. Veel mensen ter plekke zijn slechts bij machte de partij te steunen die hun broodheer hun voorschrijft.
De vroegere minister van Buitenlandse Zaken in de VS, Kissinger, schreef vorige week in NRC Handelsblad dat „militaire successen moeilijk zijn vol te houden als ze niet vanuit het moederland worden gesteund.” Hij maakte die opmerking in het kader van beschouwingen over Irak. Maar ze is ook van toepassing op Afghanistan.
De westerse wereld kan een heleboel troepen en geld sturen naar dat land. Maar er bestaat ter plekke onvoldoende eenheid en wil om inderdaad te werken aan opbouw. Het is dan ook zeer de vraag of de NAVO in 2006 inderdaad de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Afghanistan op zich moet nemen.
Er is nog een tweede kwestie. Etnische en ook godsdienstige conflicten blijven een rol spelen. Wie als buitenlander een paar maanden na de oorlog in Afghanistan op zondag naar de kerk wilde, kon terecht bij de internationale christelijke gemeente. Een moslim kwam daar niet. Dat zou hem binnen een paar uur na de kerkdienst z’n leven kosten. Die antichristelijke gevoelens zijn nog springlevend.
Volgens Open Doors nam de godsdienstvrijheid voor christenen in Afghanistan in 2004 af. Als moslims afstand doen van de islam en christen worden, moeten ze die keuze bekopen met de dood. En ondertussen droeg Nederland in een speciaal geval financieel bij aan de wederopbouw van een moskee in het getroffen gebied.
Het is misschien niet eerlijk een pleidooi te voeren om geen troepen meer naar Afghanistan te sturen. Maar het is wel redelijk om eerst opheldering te eisen over de huidige situatie en over het traject naar de toekomst. Voordat het besluit in stemming komt om opnieuw te gaan investeren in Afghanistan.