Veerman vraagt om vertrouwen Kamer
Minister en/of boer. Deze week moet minister Veerman van Landbouw aan de Tweede Kamer uitleggen hoe hij zijn zakelijke belangen als landbouwer voldoende heeft afgeschermd van zijn optreden als bewindsman.
Voor veel boeren was de aanstelling van Veerman in 2002 een verademing. Na twee opeenvolgende ministers die niets met de boerenpraktijk van doen hadden, stond er weer een bekend en vertrouwd gezicht aan het roer van het landbouwdepartement. Iemand die uit zijn eigen leven weet wat het betekent agrariër te zijn.
De vraag naar politici ’uit het veld’ was groot in 2002. GroenLinks-kamerlid Duyvendak, momenteel de grootste criticus van Veerman, deelt die wens. „We willen niet een klasse van bestuurders die hun hele leven uitsluitend in de politiek hebben gezeten”, gaf hij maandagmorgen in de media aan. Tegelijkertijd, waarschuwt hij, „haal je met mensen uit de praktijk ook de problemen in huis. Daarom moet je de grenzen wel heel scherp stellen.”
Premier Balkenende onderkende dat direct bij de constituering van zijn eerste kabinet. „Het is bewindspersonen toegestaan bezit te hebben en te behouden, maar de zeggenschap daarover dient op afstand te worden geplaatst tijdens hun ambtsperiode”, aldus Balkenende destijds in een brief aan de Kamer. „Dat heeft tot doel iedere schijn te vermijden dat er geen sprake zou zijn van objectieve besluitvorming.”
Minister Veerman moest daarom bij zijn aantreden tijdelijk afstand nemen van zijn boerenbedrijven in Nederland en in Frankrijk. De zeggenschap over zijn Nederlandse bezittingen deed Veerman over aan de onafhankelijke Stichting Administratiekantoor Cevemin. Voor de belangen in zijn Franse bedrijven verleende de minister een onherroepelijke volmacht aan mr. W. van den Herik. „De minister heeft geheel in overeenstemming met de geldende richtlijnen gehandeld”, concludeerde Balkenende vrijdag in antwoord op kamervragen.
Hier houdt het verhaal echter niet op. Vorige week doken documenten op waarin minister Veerman in 2003 en 2004 optrad als directeur van de vennootschap La Douce France, die zijn Franse boerderijen bestuurt. Zou hij stiekem nog steeds boer zijn? Nee, volgens Balkenende. „Er is sprake van een vervelende vergissing”, legt hij de Kamer uit. „De notaris heeft per abuis in eerste instantie Veerman als directeur in het handelsregister ingeschreven, terwijl hij niet tot directeur was benoemd. Daartoe heeft de notaris Veerman een formulier laten ondertekenen betreffende zijn inschrijving als directeur”, terwijl in feite diens zoon Pieter die functie vervult.
Onmiddellijk na ontdekking van de fout is deze gecorrigeerd. „Veerman is daarom na zijn aantreden als minister op geen enkel moment directeur van La Douce France geweest”, aldus Balkenende. „Van een niet met het ministerambt te verenigen functie is daarom op geen enkel moment sprake geweest.”
Ook de beschuldiging dat Veerman de leiding van zijn Franse bedrijven eind 2002 al weer zou hebben overgenomen van mr. Van den Herik, weerlegt Balkenende. De volmacht die Veerman hem had verleend, is steeds stilzwijgend en dus met instemming van de minister verlengd.
Het is echter maar de vraag of hiermee voor de Tweede Kamer de kous af is. De gemaakte administratieve foutjes en slordigheden lijken weliswaar opgehelderd, maar het is niet uitgesloten dat Veerman toch nog bemoeienis heeft met zijn bedrijven. Niemand kan controleren of de minister niet af en toe de beheerder van zijn boerderijen belt en wat hij tegen zijn zoon zegt.
Voor Duyvendak liggen de zaken helder: „Veerman mag met zijn zoon niet eens de zaaiplannen bespreken. Dat kan niet.” Het liefst zou hij zien dat ministers hun bezittingen verkopen. Pas dan zijn de banden echt doorgesneden. Anderen voelen daar helemaal niets voor. CDA-fractievoorzitter Verhagen: „Een ministerschap is tijdelijk. Dan kun je iemand toch niet dwingen zijn schepen achter zich te verbranden?”
Weer anderen gaven vorige week aan dat zakelijke belangen en het dienen van de publieke zaak nooit helemaal te scheiden zullen zijn. Ieder kamerlid met een eigen huis staat bijvoorbeeld anders in een discussie over hypotheekrenteaftrek dan een huurder. Evengoed speelt autobezit een rol bij debatten over kilometerheffing. Uiteindelijk draait het allemaal om vertrouwen. „Ik kan de schijn niet wegnemen”, aldus minister Veerman. „Als men mij niet vertrouwt, dan vertrouwt men mij niet.” Deze week zal blijken hoe groot het vertrouwen van de Kamer in hem is.