Een op de vijf patiënten met doodswens levensmoe
Ongeveer eenvijfde van alle jaarlijkse verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding is afkomstig van mensen die ”klaar zijn met leven”. In absolute aantallen gaat het om zo’n 400 verzoeken per jaar.
Dat concludeert drs. M. L. Rurup, promovenda van de Vrije Universiteit in Amsterdam, in haar op 15 september te verdedigen proefschrift. Daarin gaat ze na hoe artsen reageren op euthanasieverzoeken van mensen die lijden aan het leven en van demente patiënten die voordat de dementie intrad een euthanasieverklaring hadden opgesteld.
Uit het onderzoek blijkt dat artsen hun reactie mede laten afhangen van de vraag of er behalve de levensmoeheid nog andere gronden voor het euthanasieverzoek bestaan. Bij driekwart van de patiënten die de levensmoeheid als grond voor hun verzoek opvoeren, is dat het geval; 46 procent van hen lijdt aan kanker en 25 procent aan een andere ernstige ziekte.
Wordt de doodswens ook door het lijden aan kanker ingegeven, dan zijn artsen veelal bereid het leven van patiënten te beëindigen, zo stelt Rurup vast.
Een doodswens die alleen wordt ingegeven doordat de patiënt ”klaar is met leven” wordt echter zelden gehonoreerd. Ongeveer 30 procent van de ruim 400 artsen die Rurup ondervroeg heeft ervaring met dergelijke stervensverzoeken. Van hen gaf slechts zo’n 3 procent gehoor aan dit verzoek.
Het gros van deze verzoeken was overigens afkomstig van alleenstaande ouderen die ouder waren dan 80 jaar, zo stelt Rurup vast. Ongeveer driekwart van de ondervraagde artsen liet verder weten het ondenkbaar te vinden een euthanasieverzoek alleen wegens levensmoeheid in te willigen.
De euthanasieverklaring van demente patiënten wordt in 76 procent van de gevallen besproken met de naasten, maar dit leidt zelden tot euthanasie. Wel wilden de naasten in driekwart van deze gevallen dat de arts zou afzien van levensverlengende behandelingen. Negen van de tien keer gebeurde dit ook.
De artsen die wel een euthanasieverklaring van een demente patiënt opvolgden, lieten overigens na dit te melden. De vrees hier strafrechtelijk voor vervolgd te worden speelt daarbij waarschijnlijk een rol.
Volgens de huidige jurisprudentie moeten artsen die de euthanasieverklaring van een demente patiënt opvolgen in elk geval hard kunnen maken dat de patiënt lijdt aan het vooruitzicht mogelijk een ontluisterende dood te zullen sterven. Tegelijkertijd zien artsen zich echter geconfronteerd met het arrest-Sutorius uit 2002. Daarin stelt de Hoge Raad vast dat het lijden dat de arts tot euthanasie beweegt zijn oorsprong moet vinden in een officieel geregistreerde ziekte. Volgens de artsenorganisatie KNMG vragen veel artsen zich daardoor af wanneer ze vrijuit gaan en wanneer niet.
Nadat de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde vorig jaar een studiedag over dit onderwerp organiseerde, zei een euthanasiearts in deze krant: „Als je euthanasie op dementerenden wilt toepassen, moet je heel veel losse signalen over iemands stervenswens op één hoop vegen. Vervolgens mag je hopen dat je het allemaal zo op papier krijgt, dat je het OM daarmee overtuigt.”