Nieuw debat over bijbelonderwijs op publieke scholen in VS
Ook in de Verenigde Staten staat het nieuwe schooljaar voor de deur. Behalve hun normale leerboeken pakt een groeiend aantal studenten van openbare scholen ook een Bijbel in hun rugzak. Ondertussen duurt het debat over de rol van de Schrift in het onderwijs onverminderd voort.
Was Mozes een van de twaalf apostelen? Een op de tien Amerikaanse leerlingen denkt van wel. In april van dit jaar publiceerde het Bijbel Alfabetisme Project (BAP) de resultaten van een onderzoek naar bijbelkennis onder Amerikaanse jongeren. De organisatie sprak in het document haar zorg uit over het feit dat veel scholieren zo weinig van de Bijbel afweten.
Volgens BAP heeft het bedroevende niveau van bijbelkennis niet alleen een negatieve invloed op het ontwikkelen van normbesef, maar leidt het ook tot een onderwijsachterstand bij de Amerikaanse jeugd. Zo bevat bijvoorbeeld de westerse literatuur talloze verwijzingen naar bijbelteksten en kan die zonder voldoende wetenschap van de Schrift niet volledig worden begrepen. „Vooraanstaande leraren Engels hebben laten weten dat het veel meer tijd kost om studenten die niets van de Bijbel afweten iets bij te brengen.”
Om Amerikaanse leerlingen meer met de inhoud van de Bijbel vertrouwd te maken, passen veel openbare scholen van oudsher lessen bijbelkennis in hun lesprogramma in. Daarbij moeten de publieke onderwijsinstellingen vaak op eieren lopen. De grondwet van de Verenigde Staten verbiedt immers in het Eerste Amendement de overheid -en dus ook door de autoriteiten in stand gehouden openbare scholen- „de instelling van een godsdienst.” Met andere woorden: scholen mogen niet één bepaalde religie promoten of als de enige waarheid aanmerken.
Sinds het Eerste Amendement op 15 december 1791 van kracht werd, heeft het al het nodige juridische stof doen opwaaien. In de negentiende eeuw ruzieden rooms-katholieken en protestanten al welke bijbelvertaling tijdens het morgengebed op openbare scholen moest worden gebruikt. De hooggerechtshoven in de verschillende staten, en ook de federale hoogste rechter, hebben de afgelopen twee eeuwen talloze zaken behandeld die op de uitleg van het wetsartikel betrekking hadden.
Deze maand laaide de discussie rond de interpretatie van het Eerste Amendement weer op. Mark Chancey, docent bijbelse studies aan de Southern Methodist University in Dallas, Texas, schreef een 32 pagina’s tellend rapport over het lesprogramma ”De Bijbel in de Geschiedenis en de Literatuur”. Het curriculum is ontwikkeld door de Nationale Raad voor Bijbel Curriculum op Openbare Scholen en wordt in 312 schooldistricten in 37 staten gebruikt. Op een groot aantal punten is het document volgens Chancey echter in strijd met de grondwet. Ook de inhoudelijke kwaliteit laat naar zijn oordeel te wensen over. Zijn rapport werd gepubliceerd door het Texas Freedom Network, een organisatie die zich inzet voor godsdienstvrijheid en burgerrechten.
De kritiek is niet mals. Chancey, die overigens „een groot voorstander van bijbelonderwijs” is, meent dat de Nationale Raad voor Bijbel Curriculum op Openbare Scholen in de eerste plaats op grote schaal plagiaat heeft gepleegd door aanzienlijke passages letterlijk uit andere publicaties over te nemen, zonder deugdelijke bronvermelding. „Dat zijn vergrijpen waarvoor leerlingen normaal van school worden gestuurd.”
Verder presenteert het lesprogramma volgens de godsdienstleraar „geloofsuitspraken als onweerlegbare feiten”, wat duidelijk tegen de constitutie in zou gaan. „Er is een groot verschil tussen de formulering ”Jezus is de vervulling van de profetieën uit het Oude Testament” en ”Christenen gelóven dat Jezus de vervulling van de profetieën uit het Oude Testament is”.
Chancey gaat zelfs zo ver om het curriculum „sektarisch” te noemen, vooral als het gaat om de behandeling van de scheppingsleer. „Als je video’s in de klas laat zien die de scheppingsleer uitdragen, is dat voor mij een duidelijk voorbeeld van eenzijdigheid. De schepping in letterlijk zes dagen is voor mij een sektarische overtuiging, en een aarde die 6000 jaar oud is, is dat eveneens. De meeste christenen accepteren die theorie niet eens.”
Mark Chancey ergert zich bovendien aan de verwijzing naar de „gerenommeerde wetenschapper” Kinnaman in het instructieboek voor leerkrachten. „Kinnaman is iemand die beweert dat Jezus Groot-Brittannië heeft bezocht en dat de piramide van Gizeh in werkelijkheid een 35.000 jaar oude radiozender was, bedoeld om boodschappen naar de Grand Canyon te sturen.”
De Nationale Raad voor Bijbel Curriculum op Openbare Scholen doet de door het Texas Freedom Network gepubliceerde kritiek van Chancey af als een „aanval van antireligieuze extremisten met een radicale agenda. Het moet bepaald geen verrassing wekken dat een groepje antireligieuze extremisten als het Texas Freedom Network zo wanhopig zijn best doet om juist één boek in de ban te doen, namelijk de Bijbel.” Volgens de raad heeft Chancey delen van het instructieboek uit zijn verband gerukt en verkeerd geïnterpreteerd.
De voorzitter van de Raad, Elizabeth Ridenour, verklaarde in een reactie op het rapport: „Het is toch wel ironisch dat een groep die zegt tegen censuur te zijn, nu probeert de grootste censor van de staat Texas te worden. Uiteindelijk is hun echte bezwaar tegen ons curriculum niet de kwalificaties van onze wetenschappers, maar het feit dat wij studenten daadwerkelijk in staat stellen zelf een Bijbel vast te houden en te lezen en zich daar een mening over te vormen.”
De Nationale Raad voor Bijbel Curriculum op Openbare Scholen heeft het lesprogramma naar eigen zeggen door een groot aantal leerkrachten, juristen en schoolbesturen „grondig laten screenen” om elke vorm van strijdigheid met de Amerikaanse grondwet uit te sluiten. „Ons curriculum is nog nooit juridisch aangevochten, want het kan de constitutionele toets overduidelijk doorstaan”, aldus Ridenour.
Dit schooljaar komen diverse instanties met nieuwe lesprogramma’s voor bijbelstudie op openbare scholen. ”Schaf dit curriculum nu aan - het is twee jaar lang getest op strijdigheid met het Eerste Amendement”, meldt een advertentie op internet.