Dit zei de hervormde emeritus predikant ds. A. Beens woensdagmiddag tijdens de jaarlijkse zendingsmiddag van het noorden in Driesum. De bijeenkomst werd bezocht door ongeveer zestig mensen.

Ds. Beens sprak over het thema ”De grote oversteek”. Uitgangspunt van zijn toespraak was Handelingen 16, waar een man uit Macedonië in Paulus’ droom verschijnt en roept om over te komen en te helpen.

De Macedonische man staat symbool voor de ’overkant’: Europa. Ds. Beens: „Het gaat om de noden en behoeften van dit hele continent. Het is duidelijk dat de Heilige Geest het Evangelie wil hebben tot aan het uiterste der aarde. Troas ligt op de grens van een ander cultuurgebied. Aan die andere kant zal Paulus met zijn evangelieboodschap de confrontatie aangaan met een andere cultuur. Om die prediking te laten landen, zal Paulus niet de inhoud, maar wel de presentatie van zijn boodschap aanpassen.”

Ds. Beens wees erop dat de droom duidelijk maakt dat God Zich naar ons werelddeel heeft gewend. „Dit werelddeel kende grote rijkdom en schatten aan cultuur, maar besefte niet hoe diep ellendig het was zonder de ware God. De komst van het Evangelie ontdekt dat Europa alles heeft, maar toch in grote nood verkeert. Zo gaat het altijd in de confrontatie van het Evangelie met de heidense cultuur en religie.”

Maar bestaat er op dit punt wel een verschil met de kerkmens, zo vroeg ds. Beens zijn hoorders. „Deze Macedonische man is de verpersoonlijking van allen die geen besef hebben van hun werkelijke nood. Hij is de belichaming van de Europese mens die in nood is en het niet weet. Dromen wij nog wel eens over iemand? Zou iemand nog over ons dromen? Een gelovige is geholpen om anderen te helpen. De kerk moet de diepe nood van de moderne mens verstaan.”

Het onderscheid tussen in- en uitwendige zending is er niet meer, aldus ds. Beens. „Als de kerk beseft hoe groot de nood is, dan kan ze geen gezellige soos worden. Ook al zit de wereldse medemens niet op het Evangelie te wachten, toch moeten we eropuit trekken, omdat die mens het Evangelie nodig heeft.”

Als tweede spreker mediteerde ds. M. Goudriaan, predikant van de hersteld hervormde gemeente te Lunteren, over Maleachi 1:11a: „Maar van de opgang der zon tot aan haar ondergang zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen.”

Het boek Maleachi bevat indringende gesprekken tussen God en het bondsvolk, zo zei ds. Goudriaan. „De Heere stelt het volk in staat van beschuldiging omdat Hij de eer niet krijgt die Hem toekomt. Uit het antwoord blijkt dat het volk wel godsdienstig wil zijn, maar dat het niet te veel moet kosten. Door de ene Naam te verachten, heeft het volk eigenlijk alle glans verloren.”

Deze prangende boodschap geldt ook de christelijke kerk met de verbondsvoorrechten, aldus ds. Goudriaan. „Maleachi komt tot de ontstellende oproep dat het beter is de deur van de tempel te sluiten, omdat daar zich toch alleen maar gruwelijkheid afspeelt. Uit de tekst blijkt dat als het verbondsvolk de Heere blijft verwerpen, Hij Zich tot de heidenen wendt.”

Volgens de Lunterse predikant rijst hier de gestalte van de grote Hogepriester. Hij zal het grote offer brengen zodat de Vader toch de eer ontvangt die Hem toekomt. „In plaats van dat de tempel wordt gesloten, scheurt het voorhangsel, zodat heidenen toegang hebben en Zijn Naam over de hele wereld eer ontvangt.”

„Het werk van God kan niet mislukken, al hebben al Gods kinderen en knechten hier mee te worstelen”, zo eindigde ds. M. Goudriaan zijn toespraak.

De zendingsmiddag werd geopend door ds. W. van de Wind. Deze sprak naar aanleiding van Filippensen 2:7 en 8.