Goed sociaal stelsel legt focus op werk
”Menselijkheid als maat” is het thema van het Christelijk-Sociaal Congres (www.stichting-csc.nl) dat vrijdag wordt gehouden in Doorn. Voor de congresbundel schreef minister mr. A. J. de Geus
de onderstaande bijdrage. De focus moet nog meer komen te liggen op het vinden van werk voor iedereen. De christelijk-sociale beweging is ontstaan als een appèl voor sociale rechtvaardigheid. Eind negentiende eeuw was de doorwerking van het liberalisme op sociaal gebied goed voelbaar. Ongebreidelde concurrentie en doorgeschoten individualisme bepaalden het beeld. De maatschappelijke ordening bood arbeiders onvoldoende bescherming en de staat vulde deze leemte niet.
In dit klimaat was het van groot maatschappelijk belang dat werkgevers en werknemers braken met het individualisme en zich organiseerden, zo vond men in katholieke kring. De staat diende maatregelen te nemen om de arbeiders te beschermen en een behoorlijk loon te garanderen.
Ook volgens de antirevolutionair Abraham Kuyper vereiste de sociale kwestie een krachtig maatschappelijk antwoord: een samenbundeling van de krachten van het maatschappelijk middenveld. In zijn rede ”Het sociale vraagstuk en de christelijke religie” op het Christelijk Sociaal Congres van 1891 sprak Kuyper over een staat en een maatschappij met elk hun soevereiniteit. De rol van de staat was niet het naar zich toe trekken van alle verantwoordelijkheid, maar het ervoor zorgdragen dat iedereen, elke sociale groep, zijn recht kreeg.
Kuyper had vertrouwen in de kracht van eigen initiatief. Nederland stond aan de vooravond van de emancipatie van de ”kleine luyden”. Tijdens dat langdurige emancipatieproces zouden gevleugelde termen als overlegeconomie en poldermodel ontstaan. Vakbonden, werkgevers en overheid kregen oog voor gemeenschappelijk belang en gedeelde verantwoordelijkheid.
In de knel
Nu, ruim een eeuw later, is er opnieuw sprake van een sociale kwestie. Het gaat nu niet om gebrek aan bescherming en bestaanszekerheid. Daarin voorzien tal van wetten en het omvangrijke stelsel van sociale zekerheid. Het probleem is nu dat in de uitbouw van de verzorgingsstaat het individu in de knel is geraakt.
Het krachtige eigen initiatief is te vaak vermalen door de bureaucratie, het zicht de burger ontnomen door een woud vol regels en de menselijke maat onvoldoende herkenbaar. Dat is de sociale kwestie van nu. Een kwestie die een individuele benadering vereist, maatwerk waarin de professionals van de socialezekerheidsinstellingen daadwerkelijke betrokkenheid kunnen tonen met hun cliënten. Ze moeten mensen de ruimte kunnen geven zelf hun kansen te grijpen.
De politiek heeft het probleem van arbeidsongeschiktheid bijvoorbeeld, altijd veel te veel gedefinieerd als een financieringsprobleem voor de samenleving en een inkomensprobleem voor arbeidsongeschikten. Terwijl arbeidsongeschiktheid een persoonlijk, menselijk probleem is. Een probleem met een financiële én een sociale dimensie. Mensen die door hun ziekte al een knauw hebben gekregen, willen vaak niets liever dan hun resterende talenten inzetten. Door werk hoor je erbij, werk geeft zin aan het leven, het benutten van talenten is een diep verantwoordelijkheidsgevoel dat door velen wordt gedeeld.
In het verleden zijn te veel mensen onnodig afgeschreven, bijvoorbeeld na een arbeidsconflict of een reorganisatie ’netjes’ ondergebracht in de WAO. Mensen die vaak nog gewoon konden én wilden werken. Door individuele oplossingen en terugkeer naar werk voorop te stellen, ontneemt de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) mensen niet ongewild hun verantwoordelijkheid. Alleen een inkomen bieden is niet sociaal rechtvaardig; een stelsel dat primair gericht is op werk is dat wél. Ook in de nieuwe WW komt de focus veel meer op (ander) werk te liggen.
Werkzekerheid
Werkgevers en werknemers zijn het met het kabinet eens over deze hoofdlijn van beleid: de focus op werk. Werkgevers hebben een belangrijke rol als het gaat om reïntegratie van hun werknemers. Aanpak van ziekteverzuim en voorkomen van arbeidsongeschiktheid levert behalve een gevoel van goed werkgeverschap ook financieel voordeel op.
Een moderne vakbond beseft dat de belangen van zijn leden beter gediend zijn bij ”werkzekerheid” dan bij een ”baan voor het leven”, die mogelijk toch ooit vervalt. Werknemers hebben uiteindelijk het meest aan gerichte (om)scholing of andere maatregelen die hun ”employability” vergroten.
De focus op werk betekent dat ook de overheid zelf zich inspant om werkloze en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers aan het werk te helpen. Uitgangspunt zijn de specifieke mogelijkheden en omstandigheden van het individu. Zo kunnen de betrokkenen met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een ”individuele reïntegratieovereenkomst” sluiten en hun terugkeer naar werk zelf vormgeven.
Solidariteit
Uiteraard is deze focus op (betaald) werk niet op allen van toepassing. Voor wie echt niet meer kan werken, komt er in de WIA een goede, blijvende uitkering. Dat is solidariteit waarvoor in de samenleving een groot draagvlak bestaat. Voor deze groep is het uiteraard ook van groot belang een nieuwe balans in het leven te vinden. Dat betekent een heroriëntatie op welke zinvolle activiteiten nog mogelijk zijn, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. Blijvende inkomenszekerheid is de materiële basis voor die activiteiten. In een omgeving die een betekenisvolle ontmoeting met andere mensen mogelijk maakt. Samenleven doe je tenslotte niet alleen.
De auteur is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.