„Lieve Karel, je komt te laat”
Het Zendings-Diaconessenhuis in Amerongen bestaat zeventig jaar - reden waarom de zusters een jubileumboek laten verschijnen. „We moeten ons bezinnen op de toekomst.”
Het naschrift in het boek ”Doorgeven met hart en handen” vermeldt waarom er niet vijf jaar gewacht is met een herdenkingsboek. „Omdat veel diaconessen al op zeer hoge leeftijd zijn en het maar de vraag is of we bij het 75-jarig bestaan van het huis nog zoveel ooggetuigen van de geschiedenis kunnen raadplegen.”
Daarnaast staan de diaconessen naar eigen zeggen op een kruispunt, omdat er nog maar een klein groepje actief werkzaam is. Ruim de helft is gepensioneerd.
In de geschiedenis van de zendingsdiaconessen, die in Nederland begon in 1935, is er behalve in de beginperiode steeds de angst geweest dat er niet genoeg zusters zullen zijn om het diaconale werk te doen.
Al in 1961 zegt zuster Johanna de Bock, de stichteres van het Zendings-Diaconessenhuis: „Veel is er wat benauwd maakt, wanneer men aan de toekomst denkt. Daar zijn problemen waarvoor men geen oplossing vindt. Het nijpende tekort aan zusters, aanvragen om hulp die men moet afwijzen, omdat de krachten eenvoudig niet toereikend zijn.”
In 2002 zijn er nog maar dertien diaconessen die actief werkzaam zijn. Er treden nauwelijks of geen jonge zusters meer in. De gemeenschap vergrijst.
In dat jaar wordt het plan geopperd om een leefgemeenschap op te zetten. Bedoeld voor echtparen en alleengaanden die de zusters willen ondersteunen met taken op het gebied van zending, diaconaat, pastoraat en evangelisatie. Tegelijk is het de bedoeling dat deze mensen nieuwe activiteiten gaan ontwikkelen.
Het echtpaar dat tot taak heeft de gemeenschap vorm te geven -en zo de erfenis van de diaconessen veilig te stellen- woont sinds kort in Amerongen.
Tbc-patiënten
Waarom wordt iemand zendingsdiacones? Zuster Elisabeth Schneider, 82 jaar, in 1944 ingetreden, verwoordt het zo: „Ik heb het werk altijd gezien als een Godsgeschenk. Naast het vele werk was er altijd het gegeven dat je Gods liefde kon doorgeven aan je medemens die verdriet, pijn en zorgen kende. Dat was de hoofdzaak van je roeping. Daarin lag je kracht, Hem te dienen. Dat gaf je vleugels voor de zware arbeid. Begrijp je dit niet, dan begrijp je ook de roeping niet.”
Zuster en huismoeder Francine van de Meer, ze overleed in 1986, zag haar roeping verwoord in het lied ”Heilig mij in woord en daad”. Het eerste couplet: „Heer, houd mij door Uw Geest gericht op ’t doel/ Heilig m’ in woord en daad, wil en gevoel/ Neem mij maar in beslag en zeg mij dag aan dag/ Wat ik verrichten mag, en ’k zal het doen.”
Zuster Dorien Peet, lid van het directorium, schrijft in haar naschrift het gebrek aan nieuwe zusters toe aan ingrijpende veranderingen in de maatschappij. „Destijds waren er voor jonge vrouwen die de Heer wilden dienen, nauwelijks mogelijkheden om ergens aan de slag te gaan. Inmiddels ligt dat heel anders, men kan zich op alle mogelijke manieren inzetten voor het werk in Gods koninkrijk.”
De zendingsdiacones noemt als reden ook de geïndividualiseerde maatschappij. „Als men al voor het leven in een gemeenschap kiest, dan wil men zich niet binden voor onbepaalde tijd.”
In het jubileumboek wordt de geschiedenis beschreven vanaf het moment dat Duitse zusters in Nederland kwamen werken tot nu. Inclusief alle vormen van sociaal werk en alle posten in Nederland waar de zusters hun handen uit de mouwen hebben gestoken.
Het huis in Amerongen en het daarbij behorende conferentiecentrum Bethanië nemen een centrale plaats in. Op de plaats van het centrum stonden kort na de oorlog barakken waarin mannelijke tbc-patiënten werden verpleegd. Jaren later konden kinderen van alle leeftijden tijdens speciale kinderkampweken de boslucht opsnuiven. Ook het werk van de zustergemeenschap in Rwanda is vermeld.
Huwelijksaanzoek
Uit de verhalen van verschillende generaties zusters blijkt dat er lang geen oog was voor de individuele gaven van een diacones. De vrouwen werden ingezet waar nodig was, bijvoorbeeld als verpleegster, huishoudelijke hulp of administratief medewerkster.
De geschiedenis van het kostuum -de zo kenmerkende dracht van de zendingsdiaconessen- neemt een aparte plaats in. Tegenwoordig dragen de zusters effen blauwe jurken en witte kapjes, maar tot enkele jaren geleden was de dracht gebaseerd op de eind negentiende-eeuwse streekdracht voor gehuwde vrouwen.
Intreden in de zustergemeenschap betekent niet trouwen en geen kinderen krijgen. Zuster Ingrid van der Mede, 62 jaar, in 1964 ingetreden, zegt hierover: „Wat ik heel moeilijk vond, was dat ik geen kinderen zou kunnen krijgen. Vooral toen mijn eerste neefje werd geboren, had ik het even zwaar. Ik heb ook diverse aanzoeken gehad van mannen, maar ik heb toch nooit de neiging gehad om daarvoor uit te treden. Dit is echt mijn definitieve roeping.”
Ook de Duitse stichteres Johanna de Bock slaat voordat ze naar Nederland vertrekt nog een huwelijksaanzoek af van een vurige aanbidder. Ze doet dit met de woorden: „Lieve Karel, je komt te laat.”