De deskundigencommissie die minister Veerman van Landbouw adviseerde over maatregelen tegen de wereldwijd oprukkende vogelgriep, komt tot die conclusie. Gezien de stapel rapporten die de laatste jaren over deze kwestie verschenen is, kunnen de epidemiologen, virologen en dierenartsen in de commissie ook eigenlijk niet anders.

Terwijl Nederland het laatste staartje van de vogelpestcrisis van 2003 beleeft, publiceerde de Universiteit Utrecht bijvoorbeeld het rapport ”Klassieke vogelpest uitbraak in Nederland 2003”. Hierin becijferen onderzoekers de kans op besmetting met het vogelgriepvirus voor de hobbykippen „188 keer kleiner” dan voor het pluimvee in de professionele veebedrijven.

Onderzoeksbureau Berenschot, dat voor het ministerie van Landbouw de aanpak van de vogelpestcrisis tegen het licht hield, lijkt die beperkte rol van de hobbydieren een jaar later verder te onderbouwen. In de eindrapportage ”De crisis tussen mens en dier. Evaluatie bestrijding AI-crisis” stellen de onderzoekers dat van alle 256 besmettingen in Nederland slechts 22 onder hobbydieren waren. Een half miljoen hobbydieren zijn toen wel uit voorzorg geruimd.

„Kleine hoeveelheden dieren produceren veel minder virus en de contacten van hobbydierhouderijen met de commerciële pluimveehouderij zijn in het algemeen gering”, betoogt de deskundigencommissie deze week om de hobbydieren uit te sluiten van de ophokplicht. De kans dat een besmette gans of andere trekvogel in de achtertuin landt en de kippen besmet is daarbij immers veel kleiner dan op de pluimveebedrijven in het open platteland.

De hobbydierhouders mogen nu in eerste instantie eigen maatregelen bedenken. De pluimveesector hoopt dat de particuliere eigenaren hun verantwoordelijkheid nemen. Veerman sprak eerder deze week ook die hoop uit. „Als je van dieren houdt, moet je zorgen dat je maatregelen treft.”