„Scholen negeren vaak eigen missie”
Veel christelijke scholen hangen mooie missies en doelstellingen aan de muur. Maar als je luistert wat er daadwerkelijk in de klaslokalen gebeurt, is dat vaak iets totaal anders. Reflectie op de onderwijsdoelen blijft daarom essentieel.
Dat betoogde dinsdag prof. John van Dyk, Amerikaan van Nederlandse geboorte, op het internationaal symposium over ethiek van de Stichting Reformatorische Wijsbegeerte in Hoeven.
Het doel van een christelijke school is volgens Van Dyk, hoogleraar onderwijskunde aan Dordt College in de Verenigde Staten, het „uitrusten voor bekwaam en onderlegd discipelschap.”
Met reflectie bedoelde Van Dyk niet een cultuur van eindeloos praten. „Het gaat om een werkhouding die wordt gekenmerkt door zelfkritiek.”
Net als het gezin wilde Van Dyk de school beschouwen als deel van de structuren in Gods schepping. Deze structuren behoren vanouds tot de kern van de reformatorische wijsbegeerte, zoals die zich begin twintigste eeuw in Nederland ontwikkelde. „Gezin en school zijn niet zomaar menselijke instellingen. Het zijn beide antwoorden op Gods dynamische scheppingsontwerp”, aldus Van Dyk.
Het is juist daarom dat gezin en school veel met elkaar te maken hebben. „Omdat gezinnen vaak niet meer goed functioneren, zien we vandaag dat scholen veel taken van het gezin overnemen. Dat is problematisch, omdat de school nu eenmaal wel een ander karakter heeft, namelijk het bieden van onderwijs volgens een programma.”
De Engelse gezinsdeskundige dr. Elaine Storkey tekende dinsdag in Hoeven een ontmoedigend plaatje van de situatie van school en gezin in haar land. „Er is sprake van doorgaande verwarring”, aldus Storkey. „De crisis in de moraal uit zich in geweld op straat en het hoogste aantal tienerzwangerschappen in Europa. Ethiek heeft in het onderwijs alleen maar een plaats bij bepaalde onderwerpen, variërend van euthanasie tot pacifisme. Dat gebeurt meestal in de politiek correcte termen, omdat het anders al snel beledigend is. Maar de ethiek heeft geen rol in de doordenking van het hele onderwijsprogramma.”
Zowel familieverbanden als het onderwijs verkeren in een crisis, aldus Storkey. „Alles waar mensen samenwonen, heet tegenwoordig gezin. Ook al is het voor kinderen de zoveelste stiefvader die binnenkort weer verdwijnt. En het onderwijs is inmiddels een politiek slagveld van allerlei groepen. De staat gaat haar grenzen ver te buiten met bijvoorbeeld intensieve inspecties door middel van eindeloos papierwerk.”
Volgens Storkey is de situatie zo triest dat goede onderwijsresultaten „meer ondanks dan dankzij het schoolsysteem” verschijnen.
De Australiër dr. Doug Blomberg, die werkt bij het International Christian Study Center in Canada, beschreef de moeilijkheden van de overdracht van normen en waarden in een gefragmenteerde samenleving. „In de westerse landen bestaat geen consensus meer over ethische kwesties. Als er binnen een school over een onderwerp als seksualiteit al eenduidigheid bestaat, hoeft dit niet overeen te komen met de opvatting van ouders.”
Dit morele conflict waarin een school kan belanden raakt ook de brede sociale functie die het onderwijs heeft, aldus Blomberg. „Scholen leren niet alleen wis- en natuurkunde, maar hebben een invloed die ver buiten de grenzen van het schoolterrein reikt. Juist daarom liggen conflicten met het thuisfront van kinderen op de loer.”
De Nederlander prof. Henk Jochemsen legde de vinger bij de gebrekkige ethische vorming in beroepsopleidingen. „Er komen veel jonge professionelen op de arbeidsmarkt die voornamelijk een technische scholing hebben, zelfs in de medische wereld”, aldus de directeur van het Lindeboom Instituut voor medische ethiek. „Deze mensen nemen doorgaans binnen een jaar probleemloos de ethiek van de omgeving over.”