„Geen vloedgolf Oost-Europese arbeiders”
De uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 heeft niet geleid tot de gevreesde vloedgolf van goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa. De migratie uit de nieuwe lidstaten nam met minder dan 1 procent toe.
Dat blijkt uit een onderzoek van burgerrechtengroepering European Citizen Action Service (ECAS).
Volgens het rapport is de toestroom van werknemers uit nieuwe lidstaten zoals Polen, „goed te hanteren.” Landen die hun arbeidsmarkt volledig openden voor de nieuwe arbeiders, hadden daar economisch voordeel van, zegt ECAS.
Tien lidstaten, Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Litouwen, Letland, Malta, Slowakije, Slovenië en Polen, traden vorig jaar toe tot de Europese Unie. In West-Europa bestond grote zorg over de mogelijke komst van grote aantallen werkzoekenden uit Oost-Europa. Ierland, Zweden en Groot-Brittannië waren de enige landen die hun arbeidsmarkt volledig openden voor migranten uit de tien nieuwe lidstaten. De meeste landen, waaronder België en Nederland, namen maatregelen om hun eigen werknemers te beschermen.
„Er bestaat nog steeds een grote kloof tussen het beeld dat bij het publiek bestaat over de uitbreiding van de EU en de werkelijke situatie”, zegt Tony Venables, directeur van ECAS.
Het onderzoek baseert zich op statistieken uit 20 van de 25 lidstaten van de EU. België was daar niet bij, Nederland wel. De meeste geregistreerde nieuwe werknemers komen uit Polen, de grootste nieuwe lidstaat. Er werken ruim 98.000 Polen in Groot-Brittannië en 40.000 in Ierland. Duitsland, dat de eerste zeven jaar nog geen volledige bewegingsvrijheid geeft aan Oost-Europese werknemers, registreerde ruim 216.000 Poolse seizoensarbeiders en 20.000 andere werknemers in de eerste helft van 2004.
De Europese Commissie, het uitvoerende orgaan van de EU, besluit volgend jaar of de periode van zeven jaar waarin nieuwkomers niet alle rechten hebben, verkort moet worden. De beslissing om de markt volledig te openen of niet, is echter in handen van nationale regeringen.
Hoewel de gevreesde toevloed van Oost-Europeanen is uitgebleven, zegt ECAS dat het gebrek aan restricties in Groot-Brittannië, Ierland en Zweden wel geleid heeft tot een sterke toename van het aantal nieuwkomers vergeleken met de periode voor de uitbreiding van de EU. Groot-Brittannië registreerde 175.000 nieuwkomers. Dat is veel meer dan de 5000 tot 10.000 die de regering had voorspeld. Ierland telde 85.000 Oost-Europese werknemers.
In Nederland werden in 2004 25.000 werkvergunningen verstrekt aan Oost-Europeanen. Zij mogen alleen werken in sectoren waarvoor te weinig Nederlandse werknemers te vinden zijn. Volgens de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) werkten er vorig jaar echter veel meer dan 25.000 Oost-Europeanen in Nederland. Een deel van hen illegaal, een ander deel legaal met een Duits paspoort.
De ECAS-studie waarschuwt dat oude EU-lidstaten die restricties opleggen aan nieuwe werknemers, het risico lopen dat het illegale circuit verder groeit. „Het is moeilijk om goed in te schatten hoe groot dat illegale circuit is”, zegt Julianna Traser, auteur van het rapport. „Uit verhalen blijkt echter wel dat restricties op de arbeidsmarkt de meeste mensen er niet van weerhouden in het betreffende land werk te zoeken.”
Veel mensen in oude EU-landen wijten de werkloosheid en stagnerende economische groei in hun land aan de uitbreiding van de EU. Met name in Nederland en Frankrijk werd de ’Poolse loodgieter’ de metafoor voor alle weerstand tegen goedkope Oost-Europese arbeid.