Egyptenaar ontkent in olie–voor–voedselschandaal
De Egyptische oliehandelaar Fakhry Abdelnour, die is beschuldigd van betrokkenheid bij de corruptie in het olie–voor–voedselprogramma voor Irak, heeft woensdag ontkend er iets mee te maken te hebben. Hij deed dat in een schriftelijke verklaring, waarin hij zegt het slachtoffer te zijn van een „heksenjacht".
De commissie–Volcker onderzoekt corruptie in het hulpprogramma van de Verenigde Naties, dat was bedoeld om de noodlijdende bevolking van Irak te voeden met de opbrengst van olie. Uit het onderzoek is volgens de commissie gebleken dat hoofdverdachte en hoofd van het programma Benon Sevan samenwerkte met Abdelnour. Hij is een neef van de Egyptische toenmalige secretaris–generaal van de VN Boutros–Ghali en woont in Zwitserland.
Abdelnour, eigenaar van African Middle East Petroleum (AMEP), zou 580.000 dollar hebben overgemaakt naar de rekening van Fred Nadler, de broer van Boutros–Ghali’s vrouw Leia. Nadler maakte van dat bedrag 147.184 dollar over op de rekeningen in New York van Sevan en diens vrouw.
De AMEP–directeur zegt Sevan slechts één keer en informeel te hebben ontmoet, in 1999 in de marge van een vergadering van de OPEC, de organisatie van olie–exporterende landen. „Die ontmoeting heeft geen vervolg gekregen", stelt Abdelnour, die er nog aan toevoegt „geen cent te hebben betaald" aan Sevan.
Volgens Abdelnour is het „niets bijzonders" dat zijn maatschappij een contract had voor de aankoop van zeven miljoen vaten Iraakse olie tussen 1998 en 2001. „Van dergelijke contracten zijn er honderden gesloten in die tijd, door vrijwel elke oliemaatschappij, klein of groot", aldus Abdelnour.