„We mogen er nog steeds zijn”
”Ridderstraat”, meldt een bordje. En zomaar ineens ben je er dan ook. Nr. 29: het kerkgebouw van de gereformeerde gemeente. Ingeklemd tussen hoge panden, hartje Haarlem. „We mogen er nog altijd zijn.”
Projectontwikkelaars azen op het gebouw, weet G. van Dam (81), een van de drie ouderlingen van de gemeente. „We zouden het goed kunnen verkopen.”
Vooralsnog is daar echter geen sprake van, zegt hij. „Al zijn we wel op zoek naar iets anders. Want deze kerk wordt echt te groot voor ons. Maar het valt nog niet mee om iets te vinden. Zeker niet iets met voldoende parkeergelegenheid eromheen.”
1901, staat er op de gevel van het pand rechts naast de kerk, de kosterswoning. Het bedehuis zelf, in typische doleantiestijl, zal nog wel een paar jaar ouder zijn, vermoedt Van Dam.
Het gebouw heeft beslist allure. Achter de hoge ingangsdeuren openen zich onvermoede ruimten. Een galerij links, rechts, achterin. Voorin de kansel, erboven het orgel.
Maar schijn bedriegt. De orgelpijpen functioneren al lang niet meer - de gemeentezang wordt begeleid op een elektronisch instrument. En op de galerijen ontbreken de banken.
Wat niet wil zeggen dat ze helemaal niet meer worden benut. Van Dam wijst: „Daar vergadert de bijbelkring, en daar de -12- en de +12-vereniging. En het gedeelte aan deze kant leent zich heel goed voor bijvoorbeeld een dia-avond.” De catechisaties worden in de consistorie gegeven.
Drommen mensen
Van Dam, Stolwijker van komaf, kwam in 1954 in Haarlem wonen. Jarenlang runde hij er een kaasgroothandel. Enige tijd geleden nam zijn zoon, D. van Dam, diaken in de gemeente, deze over.
Haarlem, vanouds de bisschopsstad, is min of meer onkerkelijk geworden, constateert de krasse tachtiger. „Toen mijn vrouw en ik hier kwamen wonen, zag je zondags nog drommen mensen naar de kerk gaan. Vooral rooms-katholieken. Dat is helemaal voorbij. Wij zijn de enigen in de straat die nog naar de kerk gaan. En een van de zeer weinigen in de stad. Er zijn hier nog een christelijke gereformeerde kerk, nog een hersteld hervormde gemeente, nog een gereformeerde kerk die vorig jaar niet is meegegaan in de Protestantse Kerk. Ja, wij zijn een kleine gemeenschap in een grote stad. En dat merken we best wel.”
Maar van vijandigheid is eigenlijk geen sprake, zegt hij. „We kunnen nog steeds in alle rust samenkomen. Al zorgt de plaats van het kerkgebouw, in de binnenstad, wel eens voor moeilijkheden. Elke eerste zondag van de maand is het hier koopzondag. Dan is het heel moeilijk om je auto kwijt te raken.”
En is het tot nog toe zo dat parkeren op zondag vrij is, de vraag is hoe lang dat nog zal duren. In elk geval op de koopzondagen gaat parkeren waarschijnlijk geld kosten. „En voor onze leden zal dan geen uitzondering worden gemaakt.”
Scheuring
De gereformeerde gemeente van Haarlem, tot dan toe een afdeling van de gemeente van Lisse, werd op 13 december 1946 geïnstitueerd. In 1950 besloten de leden tot de aankoop van het huidige kerkgebouw, met zo’n 500 zitplaatsen (nu zijn dit er nog ongeveer 250).
De scheuring van 1953, waaruit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ontstonden, ging Haarlem niet voorbij. Van Dam: „Toen wij ons bij de gemeente aansloten, in 1954, was die juist in drieën uiteengegaan. Een gedeelte was uitgetreden, een deel was synodaal gebleven en een deel -onder wie een ouderling- was oud gereformeerd geworden. Het was zo droevig: drie heel kleine groepjes, en alle drie hadden ze de kerkmuren hoog opgetrokken. Terwijl ze vaak dezelfde catechismuspreek lazen.”
Negen jaar later keerden de ’uitgetredenen’ toch weer terug. De oud gereformeerde gemeente werd uiteindelijk opgeheven.
In de jaren zestig en zeventig, de jaren waarin achtereenvolgens ds. W. Suijker en ds. D. Hakkenberg in Lisse stonden, maakte de gemeente een bloeiperiode door. „De kerk was toen vaak heel goed bezet”, herinnert Van Dam zich. „Deze predikanten kwamen vaak op zondagavond. Ik heb eens uitgerekend dat ds. Hakkenberg op 300 zondagavonden bij ons is voorgegaan. En daar kwamen doorgaans veel mensen op af.”
„Allengskens” werd de opkomst echter minder, zegt hij. De gemeente slonk. Kinderrijke gezinnen trokken naar plaatsen in de omgeving: Lisse, andere plaatsen - waar bijvoorbeeld wél reformatorische scholen zijn.
Ambten
Per 31 december vorig jaar telde de gemeente nog 54 belijdende leden en 46 doopleden. En dat baart zorgen, zegt Van Dam. „Want dat aantal wordt steeds kleiner. Dit jaar vertrekt bijvoorbeeld ook onze dochter met haar gezin. Onze schoonzoon wordt docent op de Pieter Zandt in Kampen. Dan ben je toch weer een gezin kwijt.”
Wat echter de meeste zorg geeft, is dat het nauwelijks meer lukt de ambten vervuld te krijgen. „We zijn nu nog met drie ouderlingen en twee diakenen. Maar de ouderlingen zijn op leeftijd. Op de laatste kerkvisitatie is daar ook uitvoerig over gesproken. En op de classis is de vraag aan de orde geweest of onze gemeente op de een of andere manier kan worden bijgestaan. Maar dat is moeilijk. Op pastoraal gebied kan een andere gemeente nog wel hulp bieden, maar ambtsdragers moeten toch vanuit de gemeente zelf komen.”
En toch, zegt hij, „toch zijn we er nog steeds. Het Woord mag ook in Haarlem nog elke zondag klinken. Er is nog verenigingsleven, er wordt nog evangelisatiewerk verricht. Al wordt het ook daarvoor steeds moeilijker om mensen te vinden. Maar stel nu dat de gemeente er niet meer zou zijn, dan zou ook dat stoppen.”
Zelf heeft hij nooit overwogen uit Haarlem te vertrekken, zegt Van Dam, inmiddels 47 jaar ambtsdrager. „De gemeente is me lief. En zo lang de Heere me er de krachten voor geeft, hoop ik haar te dienen. Maar het zal een keertje ophouden. We hebben ons nu ingeschreven voor de nieuwbouw van verzorgingshuis Beth-San in Moerkapelle. Of we daarvoor in aanmerking komen, is nog helemaal niet zeker. Maar hoe dan ook, we hebben hier geen blijvende stad.”
Nooit heeft de gemeente een eigen predikant gehad. De laatste jaren wordt er ook niet meer beroepen. Samen met een andere ouderling leest Van Dam bijna zondag aan zondag een preek. Draagt het Woord nog wel eens vrucht? „Dat geloof ik zeker. Het is voorgekomen dat ik op huisbezoek kwam in een gezin waar de vrouw altijd zwijgzaam was wat het geestelijk leven betreft. Maar die avond vertelde ze hoe het Woord juist onder een gelezen preek haar hart had geraakt. Het Woord zál vrucht dragen, dat heeft de Heere Zelf beloofd. Maar dat blijft voor ons soms verborgen. In dat opzicht hebben we ook genoeg aan onszelf.”
Dit is het vijfde deel in een zesdelige serie over kerkzijn in de stad. Volgende week woensdag deel 6.