Afschaffing celibaat brug te ver
Titel:
”Spandoeken. Getuigenissen van gehuwde priesters”
Auteur: Toon van Buren e.a., uitg. Ton van den Ende, Rotterdam, 2002
Pagina’s: 277
Prijs: € 12,50. De kloof tussen top en basis in de Rooms-Katholieke Kerk wordt steeds groter. Dat blijkt vooral als het gaat om het gehuwd priesterschap. Ondanks de vele gevallen van seksueel misbruik piekert Rome er niet over het celibaat af te schaffen. In een recent verschenen bundel tonen gehuwde priesters hun gevoelens. Ze spannen hun „spandoek” omdat ze verantwoordelijkheid willen nemen op een moment dat de impasse in de RK-Kerk groter is dan ooit.
De rode draad in dit boek is de kloof die er bestaat tussen top en basis. Kritische rooms-katholieken accepteren niet langer de stem van de hiërarchie. De kerkelijke leiding meent dat zij de ambtskwestie kan beslechten met het oude ”Roma locuta, causa finita est” (”Rome heeft gesproken, dus is de zaak beslist”); de rest van de kerk is een andere mening toegedaan, schrijft Toon van Buren, voorzitter van de organisatie Gehuwd en Ongehuwd Priesterschap (GOP), in dit boek.
Volgens Van Buren zijn in de Rooms-Katholieke Kerk twee stromen gelovigen ontstaan: zij die voor hun gezonde verstand kiezen en massaal de kerk verlaten en zij die blijven en alle onrust van vernieuwing verre van zich houden. „En tussen deze stromen gelovigen, als in een spagaat, de pastor samen met de in rap tempo vergrijzende vrijwilligers die de kerk draaiende houden, de 8-mei’ers, de Mariënburgers, al de vernieuwingsgezinde mensen die het anders zouden willen.”
Vorig jaar deed het GOP een oproep om de patstelling rond het huwelijk van priesters te doorbreken. „Wat let ons, gehuwde priesters, om in de oorverdovende stilte rondom de vernieuwing van het ambt onze stem te verheffen?” zo vroeg de organisatie. De priesters wilden echter niet blijven steken in klagen, maar laten zien wat hun „persoonlijke, gelovige antwoord” was.
De nu verschenen bundel laat priesters aan het woord die tientallen jaren van hun leven werk hebben moeten doen dat zij niet wilden doen, „omdat het werk dat zij wilden doen en waartoe zij zich geroepen voelden hun ontzegd werd.” Het boek biedt persoonlijke levensverhalen van priesters uit de gehele wereld die verlangden naar een huwelijk en de problemen die zij ondervonden van plaatselijke kerkelijke bewindslieden.
Onacceptabel
Tussen 1965 en 1990 was er sprake van een massaal vertrekken van priesters uit de Rooms-Katholieke Kerk. In Nederland traden er zo’n 2500 uit. Wereldwijd ging het om 100.000 priesters, op een totaal van 400.000. „Een uniek fenomeen in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk”, schrijft de gehuwde priester Wim van der Velden.
Paus Johannes Paulus II hield bij zijn aantreden echter voet bij stuk. Hij wilde geen enkele dispensatie meer verlenen. „Het uittreden moest afgelopen zijn”, aldus Van der Velden. „En dus ging het gewoon door.”
In de nadagen van het Tweede Vaticaanse Concilie werd tijdens het Nederlands Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout (1970) als een van de aanbevelingen gedaan dat er behalve ongehuwde, gehuwde priesters zouden kunnen komen. Maar dit thema werd in Rome als volstrekt onacceptabel afgewezen.
Onthullend is het te lezen hoe het celibaat ontstond. Meer dan tien eeuwen lang was het een vrijwillige keuze. In de twaalfde eeuw werd het echter verplicht gesteld. Redenen: angst voor de verbinding van sacramenten en seksualiteit en vrees dat het onderhouden van vrouw en kinderen en mogelijk erfgoed teveel versnippering van kerkelijke goederen met zich mee zou brengen. Terecht stelt Van der Velden dat een deugdelijke bijbelse grondslag voor het celibaat niet te leveren is.
Uitstervend ras
Ongehuwde priesters vormen een uitstervend ras, zo blijkt verder uit dit boek. De Rooms-Katholieke Kerk krijgt steeds meer te maken met vergrijzing. In de Verenigde Staten is het aantal priesters boven de 90 jaar groter dan het aantal beneden de 30 jaar. Een soortgelijke ontwikkeling is te zien in vrijwel alle Europese landen. In sommige staten van Amerika zijn er slechts vijf priesterwijdingen per jaar.
De episcopaten hebben kennelijk geen last van deze inkrimping, zegt Van der Velden. Ze reorganiseren kleine parochies tot grotere eenheden en als er maar één priester per parochie blijft, is men tevreden.
De kritische rooms-katholieken laten weinig heel van de top. Er bleek een wereld ín de kerk te bestaan, de wereld van de machthebbers, die niet vroeg naar hun geloof en trouw aan de Schrift, maar hen enkel aansprak op trouw aan een „mensvijandig bedacht model.”
De hiërarchie is niet voor de Schrift ontvankelijk, stellen de priesters. Zij willen die Schrift nu juist wel laten meespreken. Tot op zekere hoogte althans, want uit dit boek blijkt dat ook zij kritisch staan ten opzichte van het gezag van de Bijbel.
Zo keert Van der Velden zich tegen de gedachte dat er „absolutisme” in ons kennen is. Hoewel hij dan terecht stelt dat het monopolie van de absolute waarheid en moraliteit niet door de kerk kan worden geannexeerd, gaat hij toch te ver als hij zegt dat elk woord mensentaal is, ook als het over God gaat.
Hiërarchiedenken
”Spandoeken” is, alles bij elkaar genomen, een interessante bundel die licht werpt op het typisch roomse fenomeen van het celibaat en het sterke hiërarchiedenken dat Rome al eeuwen praktiseert. De kritiek op de roomse stelligheid doet de pendule soms echter naar de andere kant slaan. Daardoor is het schriftgezag kennelijk ook in de kring van kritische rooms-katholieken niet veilig.
In elk geval is duidelijk dat het celibaat in de Rooms-Katholieke Kerk steeds meer onder druk komt te staan, mede door de vele gevallen van seksueel misbruik.