„Je hebt orthodoxe en je hebt vrijzinnige planten”
Ze zegt dat ze niet zo bijbelvast is, maar dat valt wel mee. Van vrijwel elk plant weet ze waar en hoe hij in de context van een bijbelverhaal wordt genoemd. Clemence Kik is een van de vaste medewerkers van de Kerktuin achter het Foreestenhuis in Hoorn. Vandaag nemen tientallen ontwerpers en beheerders van kerktuinen er op de vijfde landelijke kerktuinendag een kijkje.
Om de zoveel tijd klingelt en klepelt er wel ergens een klok hier in hartje Hoorn. En de sfeervolle en knusse tuin van de doopsgezinde-remonstrantse gemeente ligt in het hart van de stad. Achter het monumentale Foreestenhuis, waar de gemeente onder andere de beschikking heeft over een schitterende kerkzaal.
„Die kerkruimte was vroeger de balzaal van het huis”, weet Kik. Ze karakteriseert de fusiegemeente als een „open en actieve groep van zo’n honderd leden. Als je ziet wat die honderd mensen allemaal doen…” Ze zwijgt veelbetekenend.
Het Foreestenhuis, dat op 5 maart 1671 betrokken werd door het pasgetrouwde stel Jacob van Foreest en Maria Sweers, moet eind 17e eeuw uit twee woningen hebben bestaan. Nadat de opeenvolgende generaties Foreesten het huis steeds weer verbouwden en verfraaiden, werd het in 1801 aangekocht door de ”lutheranen van het oude licht”, die van de grote zaal een kerkzaal maakten. Omdat deze van de gewone luthersen afgescheiden gemeente zich in 1815 weer herenigde met de moedergemeente, werd het gebouw verkocht aan de remonstrantse gemeente. In 1970 besloot deze gemeente te fuseren met de doopsgezinden in Hoorn. Het Foreestenhuis bleef in gebruik als kerkgebouw.
Een van de activiteiten van de zogenaamde DoRe-gemeente is de Kerktuin. Een typische stadstuin, omsloten door gebouwen en gedeeltelijk door een tuinmuur. In de tuin staat een bank waarop je even tot jezelf kunt komen. „Een echte oase”, meent Kik. „We stellen de tuin ook open als er carillonconcerten zijn. ’t Is wel een beetje jammer dat het uitgerekend dan altijd regent”, lacht ze.
De geschiedenis van de tuin begon in 1997. „Het was hier toen één grote wildernis. Laat ik maar eerlijk zeggen hoe het was. Want ja, wat moet je met zo’n tuin, als kerk? Totdat onze toenmalige consulent, ds. A. Lambo, voorstelde om er een bijbelse tuin van te maken. Dat was helemaal nieuw en er werd aan gemeenteleden gevraagd of ze wilden meedoen. De respons was heel aardig en zo werden de eerste plannen gemaakt.
We hadden daarvoor twee boeken van de schrijvers Daan Smit en Nigel Hepper, die echt gespecialiseerd zijn in dit tuingenre. De ene schrijver is zeer streng in de leer, om het zo te zeggen. Alleen echt bijbelse planten mogen van hem een plek krijgen in zo’n tuin. De ander is wat rekkelijker. Als een plant die in de Bijbel voorkomt echt niet in ons klimaat te houden is, dan stelt hij een soort voor die er veel op lijkt.”
Ze wijst op de naambordjes bij de planten. „Als er een sterretje bij staat, is het dus niet de echte plant maar een soort die er veel op lijkt. Ja, je zou kunnen zeggen dat we orthodoxe en vrijzinnige planten hebben. En de vrijzinnige hebben dus een sterretje gekregen.”
In oktober 1998 werd de tuin door ds. Lambo geopend. „We hebben voor de aanleg een flinke subsidie gekregen uit het Stichting Kerkmeijer-de Regt Fonds”, vertelt Kik. „Dat was voor ons natuurlijk ontzettend belangrijk. De tuin wordt nu helemaal onderhouden door vrijwilligers uit de gemeente. Dat werkt ontzettend goed. Van mei tot en met augustus is de tuin op de laatste vrijdagmiddag van de maand geopend voor het publiek. Dan komen er individuele toeristen, maar soms ook groepen. De reacties zijn altijd positief en de planten geven steeds weer aanleiding tot een gesprek.
Dat is het mooie van een kerktuin: het is een gemakkelijke manier om als kerk met de buurt, met de omgeving, in gesprek te komen. Want wees maar eerlijk: ze komen eerder naar de tuin kijken dan naar een preek luisteren. Zo werkt dat.”
De Hoornse tuin is opgedeeld in vier perken. „We werken hier namelijk niet alleen met planten die in de Bijbel voorkomen, maar ook met planten die een bijzondere naam hebben of een symbolische betekenis en op die manier naar de Bijbel verwijzen.”
De vier perken staan voor het getal vier, dat in de Bijbel het getal is voor de wereld. Kik: „Daarbij zijn de vier perken ook op kleur aangelegd: wit, blauw/paars, geel en roze/rood. Elke kleur heeft in de liturgie zijn eigen, symbolische betekenis en dat vinden we ook belangrijk. Wit is bijvoorbeeld de kleur van de vreugde en de reinheid, terwijl rood voor liefde en lijden staat. Omdat zeven bij uitstek een heilig getal is, hebben we in de tuin zeven acacia’s geplant.”
Het is leerzaam om de namen van de planten te lezen met de bijbeltekst erachter. Soms is de bijbelse context direct helder. De mirte uit Jesaja en de roos uit het Hooglied zijn niet onbekend. Bij andere is het wel zinnig om de Bijbel er even op na te slaan. Bij het raketkruid uit 2 Koningen 4:38 bijvoorbeeld, waar het gaat over de moeskruiden en de kolokwinten. Een moessoort die de profetenzonen koken, maar als ze het willen eten, blijkt „de dood in de pot.”
Het mosterdzaad, dat door de Heere Jezus in Lukas 13:19 genoemd wordt, doet het in het kille Nederlandse klimaat niet zo goed. „Maar de struik kan inderdaad meters hoog worden”, zegt Clemence.
De bijzonderste plant uit de tuin vindt ze toch wel de olijfboom. „Die doet het ongelooflijk goed hier, kijk maar, er zitten zelfs vruchten aan. En dan te bedenken dat het gewoon een takje was dat iemand een keer meegenomen heeft van een vakantie. Ook de vijgenboom staat er trouwens heel gezond bij. En dat is bijzonder in Nederland.”
Kik vindt het leuk om vandaag medewerkers van kerktuinen uit het hele land te ontvangen. „Dan kunnen we elkaar weer dingen leren. Dit is een relatief kleine kerktuin, er zijn veel grotere. Maar als kerken iets bijzonders willen maken van hun tuin en die tuin ook willen gebruiken om met niet-kerkelijken in aanraking te komen, dan is zo’n kerktuin een bijzonder goed idee. Dat heeft de praktijk ons wel geleerd.”