Geen rust
Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) had nauwelijks een opmerkelijker moment kunnen kiezen. Terwijl nagenoeg heel de samenleving deze weken gebruikt om te ontsnappen aan de werkdruk en de stress, komt het CBL met het voorstel de winkeltijdenwet te verruimen. Het aantal van 12 koopzondagen per jaar moet desgewenst kunnen worden uitgebreid tot 52.De argumenten: De bestaande regels zijn betuttelend, de consument begrijpt ze niet en -het belangrijkste- de supermarkten lopen klandizie mis. De kooplustige burger kan immers op zondag wel levensmiddelen halen uit de schappen van de grote benzinestations. Of ze gaan naar een buurgemeente waar, vanwege uitzonderingsregels voor toeristische gebieden, de winkels wel meer zondagen open mogen zijn. Waarom daar wel en in het eigen dorp niet?
Wat dat laatste betreft, hebben de ondernemers inderdaad een punt. Het is verwarrend dat in een wijk van een grote stad de winkels op zondag dicht zijn en de zaken in het centrum open. Die vrijstelling voor toeristische gebieden is het resultaat van politiek getouwtrek. En in elk compromis ligt de kiem voor nieuwe discussie. Dat blijkt ook hier. De na veel overleg bereikte overeenkomst wordt nu gebruikt om de regels verder op te rekken.
Het CBL wil dat de landelijke overheid niet langer een quotum vaststelt. Hoeveel zondagen de winkels in een plaats open mogen zijn, moet voortaan door de gemeenten worden bepaald. Volgens het bureau kan de plaatselijke bevolking dan zelf uitmaken wat ze op zondag wel en niet wil. Dorpen die hechten aan zondagsrust, behoeven dus niet bang te zijn dat zondags de winkeldeuren opengaan.
Dat lijkt democratisch en geruststellend. Maar door de verantwoordelijkheid naar de lokale overheden over te hevelen, is het risico groot dat de winkeltijdenwet volledig wordt uitgehold.
Nu al komt het in de praktijk geregeld voor dat gemeenten de bestaande uitzonderingsregels voor toeristische gebieden gebruiken om de huidige limiet van twaalf koopzondagen per jaar te overschrijden. Stads- en dorpscentra blijken plotseling een aantal zondagen een toeristisch karakter te hebben. Want dan kunnen de winkels open. En welke gemeente organiseert niet een of meer keren per jaar bijzondere activiteiten om mensen van elders te trekken? Een ogenschijnlijk legale reden is snel gevonden.
Om de druk vanuit het bedrijfsleven te weerstaan is het daarom in de gegeven omstandigheden van belang dat de landelijke overheid nog enigszins paal en perk stelt aan het aantal koopzondagen. Dat neemt niet weg dat de huidige regeling op zich al valt af te keuren. Principieel en praktisch.
Om met het laatste te beginnen. Verruiming van de zondagsopenstelling speelt de supermarktketens in de kaart. Maar de kleinere zelfstandige winkeliers zijn daarvan de dupe. Nadat in 1996 de nieuwe wet was ingevoerd, moesten in de volgende drie jaar 16 procent van de groenteboeren en 23 procent van de slagers in de toeristische gebieden hun bedrijven sluiten.
Een tweede punt is dat zelfs vakbonden er op hebben gewezen hoezeer de nieuwe winkeltijdenwet het leefschema van werknemers in de war heeft geschopt. Zij hebben met hun families nauwelijks meer een gemeenschappelijk rustmoment in de week.
De commercie houdt de tredmolen van de maatschappij zeven dagen per week draaiend, terwijl er juist dringend behoefte is aan rust in onze stressvolle samenleving met een hoge werkdruk.
Maar principiëler is nog dat de Schepper een dag in de week heeft gegeven om geestelijk en lichamelijk te rusten. Ofschoon Hij Zelf niet moe wordt van Zijn arbeid, nam Hij een dag rust na zes dagen Zijn scheppingswerk te hebben gedaan. Een veelzeggend en maatgevend voorbeeld.