Droefheid
De eerste stof in het mengsel van het medicijn van Christus was ogenzalf voor de blindheid. Het tweede mengsel in de bekering is de droefheid over de zonden. Hij die bekeerd wordt zonder droefheid, maakt zijn bekering verdacht.Een ware bekeerde dankt God wanneer hij wenen kan. Hij is blij met een regendag. Deze droefheid over de zonden is niet gemakkelijk. Het is een heilige benauwdheid, want de offerande Gods is een gebroken geest. Het is alles om Christus dierbaar te maken. O, hoe aangenaam is een Zaligmaker voor een bedroefde ziel! De droefheid over de zonden drijft de zonden uit. Zonden brengen droefheid en droefheid doodt de zonden en baant de weg voor vaste troost. Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. De bekeerde heeft een natte zaaitijd, maar een aangename oogst.
Niet alle droefheid staat echter voor ware bekering. Er is net zo veel onderscheid tussen ware en valse droefheid als tussen zoetwater en zeewater. Het moet een droefheid naar God zijn. Een goddelijke droefheid is inwendig. Een goddelijke droefheid is een droefheid van het hart. De droefheid van de geveinsde ligt op zijn aangezicht. Die droefheid is als de dauw die wel de bladeren bevochtigt, maar niet de wortel. Achab veinsde. Zijn kleren waren gescheurd, maar zijn hart niet. De goddelijke droefheid gaat echter om de zonden.
Thomas Watson, predikant te Londen (Al de werken, 1670)