Kerk in hartje rosse buurt
”Orgelfestival” kondigen twee borden voor de ingang aan. Het contrast met de omgeving kon niet groter zijn. De Amsterdamse Oude Kerk bevindt zich in hartje rosse buurt.
De toren, al zichtbaar vanaf het Centraal Station, wijst maar, onophoudelijk, naar boven. „Hier beneden is het niet.”
Maar zijn boodschap landt niet. Een groepje jongeren slentert voorbij de hoge ramen aan de linkerkant van het smalle straatje. Hier en daar blijven ze staan, uitdagend lachend.
„Ja-a!” roept een nauwelijks geklede dame passanten toe. Vrolijk oogt ze niet. Even verderop opent zich een deur. Een al wat oudere heer stapt naar buiten. Al snel is hij een met de menigte.
Op de hoek het ”PIC - Prostitutie Informatie Centrum”. Het streeft naar „acceptatie en organisatie van de prostitutie als beroepsgroep en volwaardig onderdeel van de maatschappij.”
En dan ineens ben je in de kerk. De koelte doet weldadig aan op deze warme zomermiddag. En: even niet die wietlucht.
Een aparte gewaarwording? „Ik begrijp niet wat u hier vreemd aan vindt”, zegt Herbert van Hasselt, directeur van Stichting de Oude Kerk te Amsterdam, ietwat verstoord. „Elke havenstad heeft een rosse buurt. Berlijn, noem maar op. En in Amsterdam is die hier.”
De stichting nam het kerkgebouw in 1955 over van de hervormde gemeente. Het bevond zich op dat moment in zeer slechte staat. In de jaren die volgden werd een omvangrijke restauratie in gang gezet, die in 1979 werd voltooid. Van 1994 tot 1998 had een „consoliderende renovatie” plaats, waarbij de gebrandschilderde glazen aan de buitenkant van een beschermende laag werden voorzien.
De geschiedenis van de Oude Kerk, inmiddels Europees Monument, begint ergens rond 1250. „Hier, op deze plaats, is Amsterdam begonnen”, zegt Van Hasselt niet zonder trots. Aanvankelijk was het bedehuis van rooms-katholieke signatuur; na de ”alteratie” (Reformatie), in 1578, kwam het in handen van de „hervormden.”
En die kerken er, vele generaties later, nog altijd. Elke zondag om 11.00 uur - zo’n 150 mensen, aldus de directeur van Stichting de Oude Kerk. „Maar, zij denken meer liturgisch.”
Een tekst op de kansel herinnert predikanten aan hun roeping. „Ist dat yemandt spreeckt dat hy spreecke als Gods Woordt, 1 Petrus IIII.”
Het majestueuze Vater/Müller-orgel (oorspronkelijk bouwjaar 1724) zwijgt deze middag. Elders in het godsgebouw bevindt zich het graf van Jan Pieterszoon Sweelinck, de Amsterdamse ”Orpheus”, die in 1580 zijn vader opvolgde als organist van de Oude Kerk.
Op een tafel in een verder lege ruimte ligt, tussen een kruis en een kaars in, een ”Groot Letter Liedboek voor de kerken”. Het is opengeslagen bij Psalm 139. „Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt/ toch open voor uw aangezicht./ Toets mij of niet een weg in mij/ mij schaadt en leidt aan U voorbij./ O God, houd mij geheel omgeven,/ en leid mij op den weg ten leven.” Toch mooi.
Buiten slaat de warmte je weer tegemoet. „Je durft gewoon niet!”, klinkt een vrouwenstem vanachter een raam. „Nou, echt wel”, kaatst een slonzige heer terug. Op een terras roken een paar jongens een jointje. De lucht is doordringend.
Je vraagt je af wat de Heere Jezus gedaan zou hebben als Hij hier had gelopen.