Kerk & religie

Een verwijt

4 August 2005 08:00Gewijzigd op 14 November 2020 02:49

De onbekeerde sterveling heeft van zichzelf, van God, van het genadewerk, van de hemel en van de hel de allerzwaarste gedachten. Hoe klaarder Zich God als Rechter van het redelijk schepsel ook heeft geopenbaard en Zich nog nader in Zijn heilig Woord heeft ontdekt als Degene die op een betamelijke wijze het zondige schepsel zaligen wil en kan, hoe duidelijker het schepsel in zichzelf aanmerkt onwillig en onmachtig te zijn om uit een rein beginsel ter ere Gods en volgens Zijn wil te werken met een innerlijk genadewerk, wat in Zijn heilig Boek te lezen staat.Ofschoon een zondaar onmachtig is om in het geloof tot Jezus te komen en zich te bekeren, tenzij hij door een goddelijke onweerstaanbare kracht getrokken wordt, is hij echter verplicht als een redelijk schepsel naar de nodigende Evangeliestem te luisteren. Hij moet die in een gehoorzame onderwerping eerbiedigen. Ofschoon hij zichzelf de innerlijke genade niet kan geven, is hij verplicht zijn onmacht te erkennen en zijn dood en doemschuld te belijden. Hij dient zich als een ellendige te gedragen. En daarom is het billijk dat hem vanwege zijn ongeloof verweten wordt wat Jezus deed aan de steden Gorazin en Bethsaïda, waarin zo veel krachten waren geschied.

Prof. A. Driessen, predikant te Groningen (”Oude en nieuwe mens”, 1738)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer