Astronauten bekijken mogelijke schade weer
Astronauten aan boord van het Amerikaanse ruimteveer Discovery hebben vrijdag met camera’s opnieuw gekeken naar mogelijke schade aan de buik en de vleugels van hun spaceshuttle.
Tijdens de lancering van de Discovery, dinsdagmiddag, heeft onder meer een stuk schuim van de brandstoftank een van de vleugels van het ruimteveer geraakt. De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA stelt echter dat de shuttle in goeden doen lijkt en dat er waarschijnlijk geen gevaar is voor een ramp zoals de Columbia in 2003 bij terugkeer naar de aarde overkwam.
Die brak op 1 februari dat jaar in stukken, nadat een stuk schuim van de brandstoftank een gat in het hitteschild van een van de vleugels van de shuttle had geslagen. De zeven bemanningsleden kwamen om.
De Discovery hechtte zich donderdag ruim 350 kilometer boven Zuid-Amerika vast aan het internationale ruimtestation ISS. Het was het eerste shuttlebezoek aan het 95 miljard dollar kostende laboratorium sinds november 2002.
De bemanning van shuttlevlucht STS-114 laadde vrijdagochtend een vrachtmodule met 15 ton goederen uit het ruim van de spaceshuttle en koppelde die aan het ISS. Astronauten vullen het apparaat later weer met afval dat zich de afgelopen 2,5 jaar heeft opgehoopt.
De commandant van de Discovery-bemanning, Eileen Collins, zei vrijdag vanuit de ruimte dat ze verbaasd was toen ze voor het eerst hoorde van het probleem met het isolatieschuim. „Dat hadden we niet verwacht”, zo verklaarde ze volgens de Amerikaanse nieuwszender CNN. Collega-astronaut Andrew Thomas verzekerde op zijn beurt dat de bemanning niet ongerust is over de terugkeer op 7 augustus.
Collins en Thomas zeiden ook begrip te hebben voor het besluit van de NASA om voorlopig geen nieuwe shuttlevluchten toe te staan. „Ik vind dat we niet meer moeten vliegen totdat we iets hebben gedaan om te voorkomen dat zoiets weer gebeurt.”