Peter Robinson van de radicale protestantse DUP van Ian Paisley was terughoudender. Hij zei tegen de BBC eerst te willen afwachten of de IRA zich ook echt aan de verklaring houdt. Hij wees vooral op de noodzakelijke controle van de ontwapening door de IRA en op de noodzaak om radicale IRA–leden te dwingen zich aan de orders van het IRA–leiderschap te houden.

Paisley zei dat de verklaring van de IRA niet expliciet genoeg is als het gaat om het „beëindigen van hun ’multimillion pound’ criminele activiteiten". Hij vindt verder dat de verklaring niet „het niveau van transparantie heeft dat nodig is om echt vertrouwen te schappen dat de wapens allemaal weg zijn".

De Ierse premier Bertie Ahern juichte de verklaring toe. Hij zei dat het „een gedenkwaardige en historische ontwikkeling" zou zijn als er daden aan de woorden gekoppeld worden. „De ontwikkelingen van vandaag kunnen een nieuw tijdperk aankondigen voor alle mensen op het Ierse eiland".

De Britse minister voor Noord–Ierse zaken, Peter Hain, toonde zich voorzichtig in zijn reactie. „Ik verwelkom wat de IRA heeft gezegd. Het is een belangrijke ontwikkeling, een historisch keerpunt. Desalniettemin: de manier waarop het conflict is verlopen in Noord–Ierland betekent dat er wel sprake zal zijn van behoedzaamheid. Maar het opent het vooruitzicht dat het zelfbestuur weer ingesteld kan worden".

Nobelprijswinnaar en gematigd katholiek leider John Hume zei dat hij redelijk vertrouwen heeft dat er verdere vooruitgang wordt gemaakt. Hume die vroeger de Noord–Ierse partij SDLP leidde, zei dat het er nu op aankomt de wens van de bevolking uit te voeren.

Ook in de Verenigde Staten is de IRA–verklaring positief ontvangen. Mitchell Reiss, de speciale gezant van president Bush voor Noord–Ierland, zei tegen de nieuwszender CNN dat de verklaring „zeer bemoedigend" is. „Wij moeten de komende weken en maanden afwachten of deze woorden in daden kunnen worden vertaald om te kunnen vaststellen of het echt historisch is".