„Als Hij wil, zal het zaad vrucht dragen”
„Het is belangrijk om de strekking van de wonderen die de Heere Jezus deed niet te vergeten. Wij blijven vaak bij het wonder staan, of we maken een bekeringsgeschiedenis van het verhaal, terwijl dat de bedoeling niet was.”
Dat zei kandidaat G. J. Blankers woensdagmiddag tijdens een zendingsmiddag in de hervormde Dorpskerk van het Veluwse Garderen. Kandidaat Blankers sprak over de geschiedenis van de hoofdman over honderd in Kapérnaüm, die de Heere Jezus vroeg zijn zieke knecht gezond te maken (Matthéüs 8:5-13). In deze geschiedenis gaat het niet om de hoofdman, maar om het toebrengen van de heidenen. „Jezus zegt dat er zullen komen van het oosten en van het westen. Het zullen er velen zijn. Als je de duisternis, de godverlatenheid en de goddeloosheid ziet in ons land, dat steeds meer met God afrekent, en je ziet de oprukkende macht van de islam, dan twijfel je er misschien aan. Maar Gods Zoon Zelf zegt dat ze zullen komen.”
Volgens de hersteld hervormde kandidaat heeft het werk van de zending zeker zin. „Maar we moeten in de zending niet zo resultaatgericht bezig zijn. Het zaad van het Evangelie moet goed zijn, maar we moeten het ontkiemen aan God overlaten. Als Hij wil, zal het zaad vrucht dragen. Hij zorgt Zelf voor het toebrengen van de heidenen. Zou een hart in donker Afrika niet door God getrokken kunnen worden? De heidenen hebben geen ander hart dan wij. Het hart van trouwe kerkgangers moet evenzeer verbroken worden als het hart van een heiden. Het is voor ons nodig om de nood van het eigen hart te kennen, dan pas kunnen we de nood van de heidenen begrijpen en liefde tot hen hebben.”
Ds. P. den Ouden uit Wouterswoude sprak over het apostelconvent, zoals dat beschreven wordt in Handelingen 15. Hij legde de nadruk op vers 17. De predikant zei dat er verschil van inzicht over de besnijdenis van de heidenen bestond. Sommigen zeiden dat de heidenen niet besneden hoefden te worden, omdat Christus daartoe geen bevel gegeven had en omdat de ceremoniële wetten hadden afgedaan. Anderen meenden dat de heidenen wel besneden moesten worden, omdat de besnijdenis het kenmerkende teken van het verbond van Israëls God was.
„De gemoederen raakten danig verhit, ook tijdens de bespreking in Jeruzalem, totdat Jakobus opstond die, mede met een beroep op de profeet Amos, de mensen weer op één lijn kreeg.” De geschiedenis geeft troost voor nu, aldus ds. Den Ouden. „Amos maakte duidelijk dat de Heere de heidenen zal aannemen. Heidenen waren buitenstaanders. Een buitenstaander is iemand die niets heeft. Hij heeft niet genoeg last van de zonde, hij kan niet goed genoeg bidden en hij heeft niet genoeg liefde. Wie dorst heeft, al is hij een buitenstaander, kome tot Christus. Dat is een bevel. Je moet komen en je mag komen.”
De hersteld hervormde predikant erkende dat er mensen zijn die niet weten hoe ze bij die gewillige Zaligmaker moeten komen. Hij wees hun op het laatste gedeelte van de tekst, waar staat dat de Heere alles doet. „Hij weet beter dan ikzelf hoe verdorven ik ben. Zalig worden hangt niet van de dominee of van mezelf af. Zalig worden is buiten mijn bereik, maar het wordt gewerkt door een ontfermende God. Een vastgelopen en uitgeschudde zondaar mag weten dat hij niets hoeft te zijn en te voelen, want de Heere werkt het. Dat is de hoop voor buitenstaanders in hun hopeloosheid, waardoor ze moed krijgen in hun moedeloosheid en een glimlach door hun tranen heen”, aldus predikant.
De zendingsmiddag in Garderen was geopend door de plaatselijke hersteld hervormde predikant, ds. W. Pieters.