Evangelische visie op Verkuyl
De vorig jaar overleden prof. dr. J. Verkuyl, van 1965 tot 1978 hoogleraar missiologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, had een ambivalente relatie met de evangelische beweging. Het was een houding van distantie én waardering. Die ambivalente gevoelens kwamen van beide kanten. Dat zei drs. R. Holvast vrijdag in Veenendaal tijdens een studiedag van de Evangelische Theologische Faculteit (ETF).
De ETF wil zich bezighouden met de missiologische erfenis van Verkuyl en belegde daarom een studiedag onder het motto ”Een evangelische visie op Johannes Verkuyl”. Drs. N. M. Boot schetste eerst zijn theologisch portret. „Het doel van zending was voor Verkuyl het koninkrijk Gods. Kerk en koninkrijk mogen niet vereenzelvigd worden. Nergens in het Nieuwe Testament wordt het rijk Gods beperkt tot de geestelijke noden van de mens, maar nergens valt het ook samen met de politieke werkelijkheid.” Ook typerend voor Verkuyl was het missionaire perspectief waarin hij de dialoog tussen de religies plaatste. „Het was voor Verkuyl een manco als het getuigend aspect ontbrak.”
Verkuyl benadrukte de politieke verantwoordelijkheid van de kerk. „Het rijk van God werkt kritisch in op bestaande structuren van onrecht. Hij zag het einde van het kolonialisme in en protesteerde met hart en ziel tegen de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika. Verkuyl is wel een oecumenische evangelical genoemd. Hij herkende zich daar wel in. Elke oecumenical moet evangelical en elke evangelical moet oecumenical zijn. Dat typeerde hem. Dat verklaarde ook de combinatie van een brede visie en duidelijke betrokkenheid op de kern, het Koninkrijk Gods en Jezus Christus”, aldus drs. Boot.
Drs. Holvast, missioloog aan de ETF, stelde dat Verkuyl in evangelische tekstboeken selectief gebruikt wordt. „Zijn bijbelse grondslag voor de zending wordt met waardering aangehaald en meer dan eens letterlijk afgedrukt. Maar er is veel van Verkuyls publicaties dat die evangelische tekstboeken niet haalt. Verkuyl leek de evangelische beweging te zien als randverschijnsel bij de grote wereldkerk. Het protestantse deel van die wereldkerk wordt dan normaliter gerepresenteerd door de Wereldraad van Kerken en de met hem verbonden organisaties.”
Tijdens de controverse tussen ecumenicals en evangelicals (onder meer tijdens de Assemblee van Uppsala in 1968 en de wereldzendingsconferentie van Bangkok in 1973), identificeerde Verkuyl zich niet met de evangelische beweging. Integendeel zelfs, zei Holvast. „Volgens veel evangelicals heeft Verkuyl hier niet gezien hoe diep de kloof was. Ook zou Verkuyl volgens hen de evangelische bewegingen, waar hij zo veel van afwist, in die jaren niet begrepen hebben. Misschien heeft Verkuyl een te groot geloof gehad in het functioneren van de Wereldraad. Ook had hij te weinig oog voor de te ver gaande theologische eenzijdigheid van die raad.”
De theologische wereld bleef verschuiven. Het was niet zozeer Verkuyl die verschoof, maar het waren zijn eigen universitaire wereld, zijn eigen kerk, en ook de evangelischen die verschoven. Door die verschuivingen kwamen op den duur de verhoudingen anders te liggen. „Aan de VU traden na Verkuyl op Anton Wessels en Hendrik Vroom. In navolging van D. C. Mulder werd de antithese tussen de niet-christelijke religies en het christelijk geloof afgewezen. Religies werden niet meer bevraagd op hun waarheidsgehalte. Men werkte dus niet in het verlengde van de erfenis van Verkuyl”, zei Holvast.
Tegelijk deden er zich ook in de evangelische bewegingen verschuivingen voor. Na de krachtige evangelische stellingnames in de controverse evangelicals tegen oecumenicals, kwam het ook daar tot een uitbalanceren van standpunten. Holvast: „Er kwam meer bewuste doordenking van christelijke sociale verantwoordelijkheid en van haar theologische plaats. Verkuyl merkte dat op en hij was er blij mee.”
Holvast vond Verkuyls bijbelse oriëntatie verfrissend en dynamisch. „Verkuyl had eerbied voor de Bijbel. Maar hij had nog meer eerbied voor de Christus der Schriften. Voor Verkuyl was de Bijbel niet een instrument om een loopgraaf mee te graven om van daaruit de orthodoxie te verdedigen. Voor hem was de Bijbel eerder een antenne, of een brug. De Bijbel is er om de wereld tegemoet te gaan.”
Holvast stelde dat evangelischen nog steeds veel kunnen leren van Verkuyls brede formulering van het begrip ”koninkrijk”. „Verkuyl plaatste aspecten zoals gerechtigheid, inclusief de sociale gerechtigheid, niet onder de diakonia. Ze hadden bij hem een zelfstandige plaats. Hier ging Verkuyl verder dan zijn leermeester J. H. Bavinck. In internationale evangelische kringen is er nu ruime aandacht gekomen voor een holistisch evangelie.”
Verkuyl bleef de niet-christelijke godsdiensten bevragen op hun waarheidskarakter, zei Holvast. „Zijn invalshoek in de godsdienstwetenschap blijft een orthodox-christelijke dogmatische invalshoek. De gereformeerde antithese tussen de niet-christelijke religies en het christelijk geloof wordt zo gehandhaafd. Verkuyl stond een meevoelende dialoog voor, met behoud van getuigenis van de uniciteit van Christus. Dit klinkt veel evangelischen als muziek in de oren.”