„Op zondag lijkt het hier geen zondag”
In de Utrechtse Westerkerk hangt een serene stilte. Het monumentale Quellhorst-orgel zwijgt. De spreuk die het instrument siert, roept de bezoeker in het Latijn op om met al wat in hem is lofzangen te zingen voor de Heere alleen. Binnen blijft het stil. Buiten klinkt de stad.
Een wonderlijke mix van geluiden omringt het kerkgebouw van de Utrechtse gereformeerde gemeente. Vanaf de kant van het Centraal Station klinkt het gepiep en geknars van treinen die hun weg zoeken op de rails. Vlak voor de kerk duikt een vierbaansweg een tunnel in. De monotone bas afkomstig van automotoren ondersteunt het schelle gepiep van de treinen.
Enkele rokende en bellende bankemployees hangen rond bij de trappen van het tegenoverliggende bankgebouw. Een studente op een oude stadsfiets stopt en wrijft voorzichtig een vliegje uit haar geïrriteerde oog. Een voorbijganger -krijtstreep pak en knallend rose strop- passeert het kerkgebouw. Hij lijkt in gedachten verzonken. Achteloos schuift hij met zijn rechtervoet een blikje cola onder het groene hek dat de kerk scheidt van de stoep. Niemand keurt het kerkgebouw een blik waardig.
Beste lui
Op zondag is het niet veel anders. „Ook op zondag lijkt het hier geen zondag. Gelukkig hebben de Utrechters onlangs in een referendum laten weten dat ze niet elke zondag koopzondag willen, anders was het helemaal bar”, zegt ouderling R. H. Maasse. Samen met zijn medebroeders ouderling W. de Olde en A. van Selm neemt hij uitgebreid de tijd iets te vertellen over het gemeenteleven in de domstad.
Klagen doen ze niet. „De Utrechters zijn over het algemeen beste lui”, aldus de scriba. „Als ik zondags met mijn vrouw met hoed naar de kerk loop, worden we wel eens nagekeken, en soms roepen ze iets, maar echt vervelend zijn ze niet.” De Olde: „Ds. M. Golverdingen, predikant van de gemeente van 1984-1988, heeft wel eens gezegd dat hij het wonderlijk vond dat er nooit eens een spottende opmerking over zijn streepjesbroek werd gemaakt.” Van Selm: „Op het ogenblik is zwart ook weer in de mode, hè?”
De Olde is de man van de feiten. Gedetailleerd vertelt hij over het verleden van de gemeente en de kerk. „De gereformeerde gemeente is al sinds 1925 aanwezig in de domstad. Eerst in de Zandhofsestraat, later in de Boothstraat. Sinds 1967 is de gemeente eigenaar van de statige Westerkerk. Deze voormalige gereformeerde kerk is gebouwd in de tijd van de Doleantie. Het was voor de gereformeerden het tweede kerkgebouw. Zij kerkten ook in de Oosterkerk aan de Maliebaan. Die kerk is inmiddels gesloopt.”
Uitgebreid vermeldt de nestor van de kerkenraad de geschiedenis van het kerkgebouw. „Je kunt wel zien dat het zijn hobby is, hè”, zegt Van Selm gekscherend. Ouderling Maasse loopt naar de boekenkast in de consistorie en pakt er een boek uit geschreven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de gemeente. „Hier staat ook veel in. Dan hoef je niet alles op te schrijven.”
„Deze kerk staat op een historische plek”, vervolgt De Olde. „De bekende prediker Jan Arendsz. hield hier op het Paardenveld vroeger zijn hagepreken. Toen de gereformeerden in 1891 de kerk in gebruik namen, werd het volgende gedichtje voorgelezen: „Niet verre waar eens Arendsen de rustekar beklom,/ en moedig ’s Heeren Naam beleed voor die opgehoopte drom;/ niet ver vandaar o, wonderlijk, verrees door ’s Heeren trouw,/ voor ons een nieuwe aanspreekplaats, een tweede kerkgebouw.”
Honger en dorst
„Broeders, het is nog steeds de trouw van de Heere dat we hier zitten”, zegt Van Selm met enige stemverheffing. „En we zien ook dat de Heere wil werken. En ook zijn er nog altijd mensen die door dik en dun naar de kerk komen, ondanks al de stoplichten.” Maasse: „Mensen met een honger en een dorst. Het mag ons gebed wel blijven: De planting van Uw hand, vergeet die niet, Heere.” „Ook onder jongeren”, zegt De Olde. „Na de kerk staan ze vaak nog in drommen buiten de kerk te praten. Ik weet niet of ze altijd over de preek praten, hoor.”
Dat de kerk midden in een grote stad staat en niet in een rustig dorp, merken de kerkenraadsleden geregeld. „Als stadskerk ben je een soort vluchtheuvel. Zo komt er af en toe een allochtoon in de kerk en zie je soms ook wel mensen die met boodschappentas nog in de hand vanaf Hoog Catharijne teruglopen naar de parkeergarage en dan snel de kerk binnenglippen, als ze zien dat er een dienst gehouden wordt”, aldus De Olde.
„Onlangs nog hadden we twee Hongaarse meisjes in de kerk. Ze waren beiden afgestudeerd en zochten nu werk in Nederland. Dat wilde echter niet lukken en al hun geld was opgegaan aan overnachtingkosten. De moeder had gezegd dat wanneer het geld op was, ze maar een kerk moesten opzoeken. De VVV heeft ze naar ons gestuurd. Uiteindelijk zijn ze met wat geld van ons teruggegaan naar Hongarije. We wisten niet of ze christelijk waren, maar het waren wel apart geklede dames. Dat heb je vandaag de dag, hè. Maar ja, ze studeerden ook niet aan de Boezemsingel in Rotterdam.”
De drie ouderlingen vinden het geen vanzelfsprekendheid dat er nog een gereformeerde gemeente in de binnenstad van Utrecht is. Van Selm: „Je ziet dat er in de steden een enorme ontkerkelijking plaatsvindt. De kerken worden bij bosjes afgebroken.” „Inderdaad”, zegt De Olde, „het is een wonder dat de Heere tot nu toe onze kerk hier in de stad instandhoudt. Het lijkt wel of de duivel zich vooral op de stad richt.” Maasse: „Gelukkig zien we nu ook dat het ledental wat stabiliseert.” Van Selm: „Alleen die parkeergelegenheid. Je zou bijna kunnen zeggen dat we onze bestaansmogelijkheid danken aan de ING-bank hiertegenover. Als we hun parkeergarage niet mochten gebruiken, konden we onze auto’s echt niet kwijt. Of we moesten de auto in de gewone parkeergarage zetten, maar dan ben je zo 8 euro kwijt voor een dienst. Dat is veel te gek. Een kerkenraadsvergadering kost me nu al 10 euro.”
Evangelisatie
Vanuit de Utrechtse gemeente wordt veel gedaan aan evangelisatiewerk. Eén zaterdag per maand gaan de kerkdeuren open en worden de voorbijgangers uitgenodigd binnen te komen. Ze krijgen een folder of Levensbron aangeboden en worden uitgenodigd de kerkdiensten te bezoeken. Ook wordt het orgel dan bespeeld. In Leidsche Rijn, een grote Vinex-locatie net onder Utrecht, staat de Hoeksteen. Deze evangelisatiepost wordt beheerd door de gereformeerde gemeenten van Woerden, Nieuwer ter Aa en Utrecht. Op zondag wordt daar kinderbijbelclub gehouden. In De Boeg, een wijkcentrum in Utrecht, wordt op woensdag aan kinderevangelisatie gedaan. Maasse: „Schitterend als je ziet wat er op die clubs gebeurt. Ik was er een keer bij. De tranen stonden in mijn ogen.” Van Selm: „En dat alles wordt dan gedaan door van die stillen in de gemeente, hè. Maar ze doen het wel mooi even.”
Op een bankje op het Smakkelaarsveld, tussen de kerk en het Centraal Station, zitten twee jongens. Daniël, krulletjes, colbertje, blauwe broek en sneakers, vindt het „tof” dat er in het centrum van Utrecht tussen de moderne gebouwen nog een kerkje staat. „Het is echt Nederlands dat er een kerk in het centrum staat en daarnaast zal het belangrijk zijn voor de mensen hier in de buurt die naar de kerk willen.”
In zijn hand heeft hij een paar zwarte korreltjes. Ietwat betrapt: „Hasj, dan voel ik me lekker relaxed.” Zijn vriend is bezig een sjaggie te rollen.
Dat hij een bijbelse naam heeft, weet hij. „Maar geloven doe ik niet meer. Ik vind het wel interessant, misschien doe ik het later wel weer, maar andere dingen zijn op dit moment belangrijker.”
Dit is het derde deel in een zesdelige serie over kerkzijn in de stad. Volgende week woensdag deel vier.